De Gracieuse 1 August 1866 | Page 2

opnemen van de meeldraden, maar ook voor de bekleeding met de zachte zijden stof, tot

steun dienen. Van binnen, aan den bovenrand

van den kelk, worden de meeldraden aange-

bracht, deze kan men in elken bloemenwinkel

verkrijgen of ook met eigen hand vervaardi-

gen. Men neemt hiervoor 20 of 25 draden stijf

zwart garen, van 6 d. lengte, in het midden bijeen en verbindt ze tot een bosje te zamen

door ze eenige malen met een draad te omwin-den, vouwt ze half toe, waardoor nu een dik

bosje van 40 of 50 draden gevormd is; de

punten van dit bosje draden worden met gom

bevochtigd en in fijne witte gort gestoken. De

kelk met meeldraden voorzien wordt nu met

het taffen gedeelte naar fig. 27 en 28 geknipt

omgeven, echter zoo, dat de uitgepunte

zijlijn, de rechte zijlijn overdekt. Afb. No.

6 geeft een van deze bloemen in oorspr. grootte.

Daarna worden de bloemen kransvormig op het car-

ton genaaid, ― op 3½ d. afstand van den buiten-

rand ― doch zoo, dat telkens eene groote met eene kleine

bloem wordt afgewisseld. De ruimte van binnen in het kleedje

voorziet men met een dun kussentje van watten en overtrekt het

daarna insgelijks met roze taf; op den rand van het binnengedeelte

worden daar, waar het aan de bloemen raakt, afzonderlijke zwarte

kralen zoodanig genaaid, dat elke bloem door eene kraal bevestigd

schijnt. Ook van meer schakeeringen roze of andere kleuren vervaar-

digd, zouden deze bloemen een schoon effect maken. Dit kleedje kan bovendien voor flacons of haarnaalden en versierselen gebezigd

worden.

Bavette van piqué voor kinderen.

Afb. No. 7 en 8. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. X, Fig. 23 en 24.

De bavette waarvan wij de afb. geven, is zoowel om den bevalligen vorm, maar ook vooral ten op-

zichte van het zeer ongemeene en practische aan te bevelen. Aan dit model toch vindt men een schortje,

een bavetje en een kraagje vereenigd, en tot hiertoe was men er nog niet in geslaagd, deze onontbeer-

lijke bestanddeelen van het kindertoilet op deze wijze bijeen te voegen. Ons model is vervaardigd van

wit piqué en volgens de afb. met festonnen en geappliqueerde gehaakte moezen versierd. ―Men

knipt de bavette naar fig. 23 langs de dunne lijn die het midden aangeeft aaneen, en rekent aan den

achterkant van den rug op een omslag 1 d. br. voor den zoom, naar fig. 24 twee gedeelten voor

den kraag. Nadat men volgens aanwijzing op de knippatronen in den achterrand van den rug een

zoom 1 d. br. heeft gelegd, en met knoopen en knoopsgaten voorzien, festonneert men het ba-

vetje en den kraag, zooals wij dit gedeeltelijk hebben voorgeteekend met wit katoen, en versiert

beiden volgens afb. No. 8 met kleine moezen. Over de wijze van bewerking leze men de be-

schrijving van het vol-

gende nummer. Na-

dat het garnituur op

de bavette en op den

kraag is uitgevoerd,

verbindt men de bei-

de gedeelten aan den hals met een schuin reepje shirting, zet dan aan eene zijde van de bavette een ceintuur van een rechten dubbelen reep der stof 3 d. br. geknipt, en hecht

aan den onderrand van elk gedeelte van den rug een lus 2 d. br. en 3 d. lang. Deze lussen worden van een dub-belen reep der stof vervaardigd, en

dienen om er de ceintuur doorheen te steken, die aan de tegenovergestelde zijde van de bavette wordt vastge-knoopt. In plaats van de festonnen met gehaakte moezen zou het garni-

tuur met No. 11 gegeven, voortreffe-

lijk voor dit bavetje geschikt zijn.

Drie garnituren voor kinderbavetten, schortjes, blousen enz.

Afbeelding No. 9―11.

De drie versieringen, welke wij met No. 9―11 geven, zullen zeker ten opzichte van de eenvoudigheid der

uitvoering, aan onze lezeressen welkom zijn. ―Afb. No. 9 geeft de moezen te zien, van welke wij bij de be-

schrijving van de kinderbavette gewag maakten. Zij worden met vaste steken in rondloopende toeren gehaakt,

dan met zwarte zijde op het voorwerp dat men er mede versieren wil genaaid, en wel

zoodanig dat de schuine steken om den buitenrand op gelijkmatige afstanden

zichtbaar zijn. De wijze waarop deze afzonderlijke moezen bij elkaar

worden gevoegd, geschiedt naar afb. No. 9 of wordt aan den

persoonlijken smaak overgelaten. ― Afb. No. 2. Om dit

garnituur te vervaardigen, legt men eerst met ge-

kleurde koordzijde volgens de afb. wijde feston-

neersteken over wit soutache, boogvormig op

de grondstof gehecht, terwijl men aan elke

insnijding een oog van het soutache

vormt. Het spreekt van zelf dat men

bij het festonneeren, de grondstof

medevat. ― Afb. No. 11 geeft

een zwart fluweelen lint 1 d.

br. te zien, op de stof ge-

hecht, en daarna vol-

gens aanwijzing op de

afb. op regelmatige

afstanden met ge-

kleurde zijde

overspannen, waarbij men nu aan de eene, dan aan de andere zijde van het lint door de stof moet steken, zoodat het lint los tusschen de draden en de stof ligt. Aan de beide lange zijden van het lint, haalt men nu tusschen de

draden die er als lussen overheen liggen, een-

voudig een draad, waarbij men steeds tusschen

elke twee draden, die zich naast elkaar bevin-

den steekt. De draad die er doorheen is gesto-

ken moet zoo los liggen, dat hij volgens de afb. tusschen de lussen kleine bogen vormt,

waarover men dan een gelijkmatig getal fes-

tonneersteken werkt.

Leesteeken.

Afb. No. 12. Een stuk licht blauw taffen lint,

een stuk wit taffen lint, elk 27 d. lang en 6 d.

br., zwart fluweel, 52 d. dun zwart zijden

koord, zwarte zijde, witte zijde, kristallen

kralen.

Om dit leesteeken te vervaardigen, dat sierlijk van vorm

en smaakvol geschikt is, brengt men eerst de omtrekken en het

patroon op het licht blauwe taffen lint over, dat de grondstof vormt, en werkt dan de duif, de bladeren en de passiebloemen met witte zijde volgens de afb. gedeeltelijk met den platten, gedeeltelijk met

den schuinen steelsteek. De donkere lijnen van de teekening worden

door steelsteken van zwarte zijden weêrgegeven. De sterren zijn in

point russe met witte zijde geborduurd, in het midden van elke ster

een klein steekje met zwarte zijde. Daarna brengt men de omtrekken

van den kelk en het kruis op vloeipapier over, plakt dit met de teekening naar buiten op de verkeerde zijde van

het fluweel, knipt het nauwkeurig, de voorgeteekende lijnen volgende uit, en plakt dan den kelk en het kruis

met arabische gom op de aangewezen plaats, op het taffen lin. Dan wordt het kruis met festonneersteken

van witte zijde omgeven en ook de kelk volgens de afb. met een zoodanig borduurwerk uitgevoerd. Daarna

hecht men de grondstof op het wit taffen lint, dat voor voering dient, knipt dan beiden volgens het voor-

geteekende fatsoen uit en verbindt de gedeelten stof langs den buitenrand door wijdloopige festonneer-

steken van witte zijde, waarbij men tegelijkertijd een dun zwart koord mede inlegt en bij elken steek

een kristallen kraal aanrijgt. Tot garneering verkrijgt het leesteeken aan de bovendwarszijde eene

franje van zwarte en witte zijden ongeveer 3 d. br. De onderrand wordt versierd met 3 kwasten van

dezelfde zijde, elk 5 d. lang.

Twee patronen voor kragen. Afbeelding No. 13 en 14.

Het onder No. 13 gegeven patroon is bijzonder smaakvol, echter niet zeer gemakkelijk uit te

voeren. Al de dichte vakken van het model bestaan uit fijn linnen dubbel genomen, de opene

uit knoopwerk, dat

volgens de afb. in

point de reprise

doorgestopt wordt. Wat de uitvoering

van dezen steek betreft, verwijzen wij naar afb. No. 6, bladz. 124 van de-

zen jaargang. Ter vervaardiging van den kraag knipt men eerst uit fijn linnen

de dichte lansvormi-

ge spits toeloopende gedeelten voor den

buitenrand en borduurt deze volgens

de afb. met den steel- en platten steek,

daarna verbindt men al deze figuren met het knoopwerk, dat men er aan

de verkeerde zijde ophecht, eindelijk

verkrijgt elk gedeelte eene voering van

linnen of shirting, dat er met over-

handsche steken, zoodanig wordt on-

dergezet, dat het niet alleen de randen van de stof bedekt, maar ook het

knoopwerk bevestigt. Deze gedeelten

worden langs den buitenrand doorge-

stikt, daarna vat men dit garnituur tusschen de dubbele laag stof van den eigenlijken kraag en voert op laatst-

genoemden de voorgeteekende rij stiksteken uit. Om tijd en moeite te besparen, kan men het knoopwerk ook

door knooptulle vervangen, waardoor de kraag niets van het schoone effect zal verliezen. ― Niet minder

fraai is het patroon, dat wij met afb. No. 14 geven, en op fijn linnen met festonneersteken en een open kruis-

steeknaad gewerkt is. De laatste wordt eerst na voltooiing van de gefestonneerde rijen die hem insluiten uitge-

voerd, de stof volgens de afb. tusschen de figuren van het patroon uitgeknipt.

Een eierkoker van knoop- en haakwerk.

Afb. No. 15―18. Dik wit garen of dun wit koord, breikatoen

tusschenbeide van grofte, dun riet of reepjes balein, een stuk

spaansch riet 46 d. lang en ¾ d. in doorsnede.

Deze eierkoker ― geheel door handenarbeid ver-

vaardigd ― is voor eieren bestemd, die door

damp gekookt moeten worden. Ten einde

ze niet met het water in aanraking te

brengen, wordt de bodem van het

geheele stelletje uit 7 overhaakte

ringen bestaande, door een

voetstuk van riet gedragen,

zooals afb. No. 17 dit op

eene verkleind schaal

te zien geeft. Men

plaatst de eieren die

men wenscht te

koken, in de

140 DE GRACIEUSE. [1 Augustus 1866. 4e Jaargang.]

No. 2. Toiletkussen met een geborduurd overtrek en een kleedje.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XII, Fig. 26―28.

No. 3. Helft van het geborduurde overtrek voor het toiletkussen. Oorspronkelijke grootte.

No. 6. Afzonderlijk gedeelte van afb.

No. 2.

No. 5. Vignet bij afb. No. 2.

No. 4. Vignet bij afb. No. 2.