De Gracieuse 1 August 1865

Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).

Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der borduurpatronen. No. 1. Pas voor een tullen muts, met twee verschillende figuren voor het doorloopende patroon, waarvan men er een naar verkiezing neemt. De groote

bladeren worden met schuinliggende steken dik geborduurd, en de stelen en ranken gecordonneerd. 2 en 3. Kraag en manchette, op fijn linnen uittevoeren. No. 2 geeft de helft v. d. kraag, de manchette (No. 3) kan tot op eene

breedte van 8―12 d. worden geknipt, waarbij men de richting van de schuine lijnen volgt. 4 en 5. Kraag en manchette. 6. Patroon voor een neteldoeksch of zijden dasje. Voor het borduurwerk op de eerstgenoemde stof neemt men

wit borduurkatoen, rood turksch garen en ook zijde in verschillende kleuren. Met den kruisnaad om de buitenranden wordt tevens de zoom vastgehecht, waaromheen men daarna eene franje zet. 7. Patroon voor een neteldoeksch

of zijden dasje, met den point russe, dus even als met de pen geteekend, uittevoeren. 8. Patroon voor een dasje met gekleurde zijde, gedeeltelijk met den platten steek, de omtrekken met den steelsteek uittevoeren. De ster-

achtige figuren langs den onderkant worden dik geborduurd en rondom gefestonneerd. 9―12. Vier patronen voor kleine zijden of neteldoeksche dasjes. De patronen 9 en 11 zijn bijzonder geschikt voor fransch borduurwerk: 10 kan

zoowel op zijde als op neteldoek geborduurd worden. Langs de puntig toegeknipte einden loopt eene rij steelsteken: 12 wordt geheel met den point russe weêrgegeven. 13. Rand voor een zakdoek. Fransch borduurwerk. 14. Rand

voor een zakdoek, die boven den zoom wordt geborduurd. 15. Rand voor een kleedje of voor witte rokken. Application en point russe met zwart katoen. 16 en 17. Twee randen voor rokken in engelsch en fransch borduur-

sel. 18―20. Drie ruiten in fransch en engelsch borduursel op batist of fijn linnen uittevoeren. Men zet deze ruiten aan gehaakte- of geknoopte ruiten voor een sprei. 21 en 22. Twee randen ter garneering van onderkleêren, négligés

enz. in point russe met gekleurd katoen. 23―27. Verschillende randen, hetzij in fransch of engelsch borduurwerk of met den point russe uittevoeren. 28―31. Verschillende tusschenzetsels, in engelsch en fransch borduur-

werk en met den point russe uittevoeren. 32 en 33. Twee patronen voor dasjes, met den point russe uittevoeren; onder de met punten gevulde patrijen en ook onder de bessen neemt men de stof dubbel. 34―44. Verschil-

lende punten voor zakdoeken. Fransch borduurwerk. 45―47. Drie hoeken voor zakdoeken. Fransch borduurwerk. 48―55. Verschillende patronen welke zoowel afzonderlijk als doorgaande in verzette rijen ter versiering van mutsen

kunnen gebruikt worden. 56 en 57. Twee kleine ruiten. Deze worden met ge-

haakte of kanten ruiten er tusschen, aan elkander gezet en alzoo als garni-

tuur voor hemden, nachtjakken, peignoirs enz. gebruikt. 58 en 59. Twee

kroontjes over naamcijfers. Fransch borduurwerk. 60. De letter M. Fransch

borduurwerk. 61. A O dooreen geslingerd. Fransch borduurwerk. ― Keer-zijde. Beschrijving der knippatronen en verklaring der teekens. No. 1. Cos-

tuum voor knapen van 3―5 jaar. Fig. 1. Voorste 2. Achterste gedeelte

v. d. pantalon 3. Helft v. h. voorste, 4. Helft v. h. achterste gedeelte v. h. boord (Voor het vest) 5. Helft v. h. Voorstuk 6. Rug

(Voor de jaquette.) 7. Voorstuk. 8. Helft v. d. rug 9. Mouw 2. Kleedje

Bandine” voor jonge meisjes. Fig. 10. Voorstuk 11. Voor-zijpand

Costuum voor knaapjes van 3―5 jaar.

Afb. No. 1. Knippatroon, keerz. v. h. Suppl. No. I, Fig. 1―9.

Om dit costuum voor knaapjes te vervaardigen, heft men 186 d.

67 d. breed van eene dunne wollen of van eene stof die gewasschen

kan worden, noodig. Ons model bestaat uit een pantalon, een vest

en eene jaquette van wit piqué, met wit soutache en veterband ge-

garneerd. De pantalon wordt aan den zijkant dicht gemaakt, terwijl het vest dat van voren aan den pantalon is gezet van achteren wordt

vastgeknoopt. Van voren is het vest schijnbaar met parelmoeren

knoopen gesloten.

Voor den pantalon knipt men naar elk der fig. 1 en 2 twee ge-

deelten en rekent daarbij op een omslag 8 tot 12 d. breed voor den

zoom van onderen. Nu worden de twee gedeelten van den pantalon

die bij elkaar behooren van A tot B, en van C tot D aaneengenaaid, en daarna de twee helften van achteren in het midden van E tot F,

van voren van G tot H. De pantalon krijgt van onderen een zoom

zoo breed als wij hierboven heb-

ben opgegeven, de split die van F tot G openblijft, wordt smal gezoomd. De split die in het

achterste gedeelte van den pan-talon van A tot aan den rand van boven rijkt wordt mede smal gezoomd, terwijl tegen het voorste gedeelte een reep

der stof 3 d. breed wordt gezet. Voor het zakje moet men langs de dubbele lijn op Fig. 1 eerst

eene insnijding maken en er dan

aan de eindpunten aan beide

zijden nog een klein dwars-

knipje in geven, om de

stof bij het inzetten

van het zakje te

kunnen omslaan.

Dit laatste

wordt uit

shirting ver-

vaardigd, on-der de split wordt de on-

derste laag der stof met een reep der bo-venstof 3 d. breed voor-zien en daar-na aan de af-geknipte ran-

genaaid, dan voorziet men het linker gedeelte van den rug met de

voorgeteekende knoopsgaten en met eenen knoop, het rechter daar-

entegen alleen met knoopen en verbindt dan fig. 5 met fig. 6 van

L tot M en van N tot O; daarna wordt de pantalon aan het vest

gezet door het boord van den eersten met M aan M en P aan P

van het laatste te naaien.

Voor het jaquetje moet men den rug naar fig. 8 aaneen snijden,

de dunne lijn op het knippatroon geeft het midden aan, naar fig. 7

en 9 de voorstukken en de mouwen. Daarna maakt men in het lin-

ker voorstuk naar fig. 7 eene insnijding voor het borstzakje dat er

tegen wordt gezet, 10 d. diep en van onderen rond is bijgeknipt;

de afgeknipte randen worden even als die van het zakje ge-

boord, de zijkanten bevestigd en met een belegsel van soutache

versierd. Als de rug en de voorstukken volgens de overeen-stemmende letters aan elkaar zijn verbonden, dan zet men aan de binnenzijde tegen de voorstukken een reep der bovenstof,

en wel langs de voorkanten 10 d. en om het uitsnijdsel van

den hals 2 d. breed. De jaquette wordt in

de rondte met veter-

band geboord en met

soutache gegarneerd. De mouw naait men

van U tot V toe, en

zet er aan den rand

van onderen een reep der bovenstof tegen.

Nadat de mouw ge-

boord en gegarneerd is legt men er eene plooi in, door kruis op punt te hechten en zet haar dan in

het armsgat, zoo-

dat U op U van

den rug en S

op den

schoudernaad

sluit. De

jaquette

wordt met

knoopen

en knoops-

gaten ge-

sloten.

1 Augutus 1865.

(SUPPL. No. 15). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.

den van de insnijding gezet, die aan de beide kanten door kleine rijtjes stiksteken wordt

bevestigd. Nadat men in de bovenkanten van elke helft van den pantalon, fig. 1 en 2 drie plooien heeft gelegd, door kruis op punt te hechten, zet men de voorste ge-

deelten van den pantalon volgens de gelijkluidende letters op de knippatronen tusschen

de bovenstof en de voering van het boord fig. 3 dat, zooals wij dit hebben voorge-

teekend aan elk eind met een knoop wordt voorzien. Op dezelfde wijze worden de

twee achterste gedeelten van den pantalon met het boord fig. 4 verbonden,

waarin de voorgeteekende knoopsgaten worden gemaakt. Eindelijk boort men

den pantalon van onderen met veterband, en legt er het garnituur van sou-

tache op.

Voor het vest moet men de voorstukken naar fig. 5 uit bovenstof en

voering (shirting), de gedeelten van den rug fig. 6 alleen uit voering

maar dubbel knippen. Daarna maakt men voor de kleine zakjes

welke aan den binnenkant tegen de bovenstof aan worden gezet,

eene insnijding in de voorstukken langs de dubbele lijn op

fig. 5 en boort de afgeknipte einden, nadat men aan de

eindpunten mede een klein dwarsknipje heeft

gegeven met veterband omstreeks 1 d.

breed. De insnijding wordt zooals wij dit

hebben voorgeteekend in de rondte met

soutache gegarneerd. Nu zet men de

voorstukken van P tot aan het uitsnijdsel van den hals aan elkaar, de rand van onderen wordt van M van den zijnaad af met veter-band geboord, dat langs den naad aan den voorkant voortloopt, en er aldaar zoodanig wordt opgenaaid, alsof het geboord ware. Langs het boordsel op fig. 5 legt men op het vestje soutache en zet er zooals wij dit hebben voorgetee-kend knoopen op. Als men de bovenstof en de voering van fig. 6, met uitzonder-ing van den schouder- en zijnaad, tegen elkaar heeft

Kleedje “bandine” voor jonge meisjes.

Knippatroon, keerzijde van het Supplement No. II. Fig. 16―19.

12. Tusschen-zijpand 13. Rug-zijpand 14. Helft v. d. rug,

15. Patte voor het garneersel v. d. rug, 16. Helft v. d. dwarse lus op het

voorstuk 17. Mouw 18. Revers, 19. Patte voor de mouw

3. Schortje voor kinderen van 2―4 jaar. Fig. 20. Helft v. d. romp

21. Helft v. h. stuk 22. Helft v. d. epaulette 4. Ja-

quette voor knaapjes van 4―6 jaar. Fig. 23. Voorstuk, 24. Zijpand, 25. Helft

v. d. rug 26. Gedeelte v. d. schoot 27. Revers v. d. schoot

28. Mouw 5. Chineesche koepel als aardappelenwarmer. Fig. 29. Ge-

deelte v. h. dak, 30. Gedeelte v. d. wand met borduurpatroon

6. Naailoon. Fig. 31. Bodem 7. Speldenkussen.

Fig. 32. Zesde gedeelte v. h. overtrek

No. 2. Voorzijde.

No. 3. Achterzijde.

No. 1. Costuum voor knaapjes van 3―5 jaar.

Knippatroon, keerzijde van het Supplement No. I, Fig. 1―9.