voorzien. Dit laatste is aan het boveneinde door een blikken ring
gestoken, die boven op de hals van de flesch ligt en een kleinen
bal van platina draagt, die op het lampkatoen rust. Door het aan-
steken en branden van het lampkatoen wordt de bal gloeijend, hier-
door gaat het eerste langzaam tot verkoling voer, terwijl de essence
verdampt. De ronde stop of kurk die van onderen een spitstoeloo-
pende punt 1 d. lang heeft, is hiermede in een soort van bord-
papieren kelk vastgemaakt, die als domper gebruikt het uitdooven
van den bal bevordert. Het overtrek van de flesch alsook het
kleedje bestaat uit haakwerk dat met lussen kralen die er ingewerkt
zijn, is versierd. Hiertoe moet men eerst het noodige aantal kris-
tallen kralen op roode zijde aanrijgen, waarna men met wit haak-
garen voor den rand van onderen van de flesch het bestemde
aantal steken, — aan ons model 104 — opzet. Nadat men
deze tot eene ronding heeft verbonden, haakt men met vaste
steken, en van binnen naar buiten in de rondte 3 toeren;
daarna wordt de draad met kralen voor de lussen vastgemaakt
en op de volgende wijze medegehaakt: men haakt 2 steken
met den rooden zijden draad er tusschen, dan 2 steken zonder
dezen (de draad blijft dus aan de verkeerde zijde van het werk
hangen); nu schuift men 14 kralen aan, haakt daarna den
draad weder 2 steken mede in en gaat alzoo in de rondte voort. Na 1 toer met lussen worden er steeds 2 toeren geheel effen,
dus alleen met het witte garen gehaakt. Het minderen dat
naar den vorm der flesch moet geschieden, heeft steeds bij de effen toeren plaats. Is men tot boven aan den rand van het
overtrek gekomen, dan wordt in den laatsten toer bij elken steek een kraal aangeschoven, zoodat de bovenste rand een
gladden ring kralen vormt. Het overtrek van de kruk waarvan
de ronding ongeveer 3 d. in doorsnede heeft, wordt er dade-
lijk opgewerkt; hiervoor rijgt men voor elke lus slechts 8
kralen aan en haakt tusschen elke 2 steken over den rooden
zijden draad slechts een steek zonder dezen, terwijl er tus-
schen de toeren slingers telkens slechts een effen toer gehaakt
wordt. Het onderste gedeelte van de stop dat in den vorm van een
kelk en 2 d. hoog is, snijdt men uit bordpapier, beplakt het
van binnen met gekleurd papier, maakt er een soort van trechter
van en windt er een draad met kralen aangeregen om, die er in
de rondte met een weinig arabische gom op wordt vastgemaakt.
De kurk wordt met het spitstoeloopende gedeelte in dezen kelk
gestoken en er ook met arabische gom aan vast gehecht. Voor
het kleedje
vervaardigt men eerst eene gladde rondte
door 15 toeren over koord te haken, waarbij men steeds bij de eerste 5 toeren in elken
steek 1 steek en vervolgens langzamerhand
telkens meer steken meerdert. Hierna maakt men het witte garen en een draad met
kralen vast en haakt op dezelfde wijze als bij het overtrek van de flesch in het geheel 4 toeren met lussen kralen, met twee effen toeren er tusschen, dus zonder kralen, in welke zoo als wij hierboven zei-
den gemeerderd wordt; de
laatste lussentoer wordt door een toer met roode zijde afgesloten. Het grootste
sieraad van dit lieve geheel bestaat eindelijk in eene guirlande bloemen, waar-van de blaadjes uit ver-
schillende nuancen groene
dunne chenille,
de kleine viooltjes uit paars taffen lint zijn vervaar-
digd en hetzij op een eind dun ijzerdraad vastgemaakt of ook wel elk af-zonderlijk op het overtrek en op het kleedje worden geschikt. Hoewel de afbeelding dit zeer duidelijk aantoont, moeten wij toch nog doen opmer-ken dat de flesch spits toeloopen en de hals niet al te naauw moet zijn.
Aanmerking bij het naknippen der patronen.
1) Wij geven de patronen steeds zonder inslag, deze moet er dus aan
de stof bijgesneden en de omtrek van elken naad naauwkeurig gevolgd
worden.
2) Wanneer slechts de helft van het patroon is aangegeven, dan legge
men het middelste gedeelte, door eene gestipte lijn (- - - -) aangeduid
langs den draad op de stof die niet wordt doorgesneden.
3)
hechten.
4) Om aan te wijzen hoe de verschillende
stukken moeten worden aaneen gevoegd, bedie-
nen wij ons van een groot aantal letters van
het alphabet; deze stemmen in de beschrijving
en op de patronen steeds naauwkeurig overeen;
als men hierbij oplettend te werk gaat, dan
kan er nimmer eene vergissing plaats hebben.
BERIGT.
Het Supplement bij dit nummer bevat eene
zijde met verschillende patronen om knoop-
werk door te stoppen.
In No. 9 zullen wij onder anderen kleede-
ren voor kinderen van twee tot
twaalf jaar geven.
En in No. 10 voorjaars-costumen en
voorjaars-hoeden.
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende patronen om knoopwerk door te stoppen en knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
72 DE GRACIEUSE. [1 April 1865. 3e Jaargang.]
2de toer. Averegts.
Deze beide toeren worden nog 6 maal herhaald, waarna men af-
kant en den bovenrand met een toer vaste steken van dubbele paarse
florawol omhaakt. Daarna wordt het mandje in elkander gezet, ter-
wijl men er eerst om het meer stevigheid te geven aan den ondersten
en bovensten toer van den rand een omwoeld ijzerdraad tegen naait;
dan verbindt men den rand zoodanig met den bodem, dat de on-
derste paarse toer van den rand oversteekt; aan deze punten beves-
tigt men — zie de afbeelding — fijn ijzerdraad waaraan men bogen
uit 17 kralen bestaande rijgt, die den voet van het mandje vormen.
De gebreide zak hecht men onder den bovensten toer van den rand, en haalt van boven door den laatsten toer met paarse wol gebreid,
twee koorden waarvan de einden van grelots voorzien zijn; deze koorden dienen om het zakje te kunnen digt schuiven.
Er blijft ons nu nog over het draperie vormende geknoopte garnituur, als ook het hengsel van het mandje te beschrijven.
Voor het eerstgenoemde zet men met dubbele paarse florawol
over de knooppen die een 2 Ned. duim langen draad omspant
10 mazen op, en werkt een reep in hetzelfde getal steken
totdat men de lengte voor den omvang van het mandje ver-kregen heeft. Zoo als de afbeelding aantoont, is bij elke maas onder den knoop een gouden kraal gewerkt, waardoor men
zich bij het knoopen niet van eene knoop-, maar van eene
gewone naainaald moet bedienen. Het inknoopen der kralen
geschiedt op de volgende wijze: * men rijgt 1 gouden kraal
aan, knoopt 1 maas, en haalt den draad weder door de aan-
geregen kraal terug. Van * af wordt voortdurend herhaald.
Den afgewerkten geknoopten reep, schikt men zoodanig van boven om het mandje als de afbeelding aantoont; hij wordt
op regelmatige afstanden van elkander een weinig opgenomen
en met koordlussen en grelots versierd. Voor het met witte
wol te haken hengsel zet men 93 steken op, werkt eerste 1
toer stokjes er over, dan rondom 1 toer vaste steken, en
deze 3 toeren worden worden wederom aan beide zijden met kleine
van dubbele paarse florawol gehaakte bogen voorzien, die uit 5
kettingsteken, 1 vasten steek, met 2 steken tusschenruimte be-
staan. Het aanzetten van het hengsel wordt door twee geknoopte
rozetten bedekt, die uit een toer met dubbele witte florawol over
een platte knooppen van 1 Ned. duim breed gewerkt zijn zamen-
gesteld, en door een toer over een smaller pen met paarse filoselle
geknoopt, wordt afgesloten.
Twee tapisseriesteken
voor pantoffels, tapijtjes, werktaschjes enz.
Afbeelding No. 54 en 55.
Door de afbeeldingen No. 54 en 55 in oorspron-kelijke grootte, geven wij twee tapisseriesteken te zien, welke zeer geschikt zijn voor het vervaardigen van pantoffels en voor den
fond van verschillende ta-
pisseriewerken; door voor dit werk telkens verschil-lende kleuren te bezigen kan men er de meest mo-gelijke verscheidenheid in
aanbrengen.
Afbeelding No. 54 geeft den bekenden smyrnaschen steek te aanschouwen die
over 4 draden van het gaas in de hoogte en 4 draden
in de breedte gewerkt wordt in vereeniging met den gewonen kruis-
steek. De donkere vakjes beslaan, zoo als men ziet, een ruimte van
vier kruisjes van den smyrnaschen steek en worden afgewisseld door
vakjes van dezelfde grootte met den gewonen kruissteek, waarover
met lichtgele koordzijde de smyrnasche steek wordt heen gelegd; (ten
einde dit duidelijk te doen zien, hebben wij op de onderste rij den
laatstgenoemden kruissteek er niet op geteekend). De donkere vakjes
zijn op ons model met blaauwgroene, de lichte met geelbruine wol gewerkt. Hoewel wij de keus der kleuren aan den smaak der dames overlaten, zoo kunnen wij toch de hierboven genoemde zeer aanraden,
omdat zij een zeer goed effect maken.
Afbeelding No. 55. Deze steek die op effen (niet afgebeeld) gaas
wordt gewerkt, terwijl de grond met donkere kruissteken is in-gevuld, komt het voordeeligst uit als hij getrouw aan het ka-
rakter van den hermelijnsteek met witte en zwarte wol wordt
uitgevoerd. No. 55 stelt een der vakjes dat nog niet is ingevuld
voor, waardoor men de ligging en het af- en toenemen der af-zonderlijke steken duidelijk kan zien. Op ons model zijn de 5 bovenste lichte steken van elk figuur met witte filozelle in eene regte rigting elk over 6 draden in de hoogte en een draad in de breedte tusschen elke twee kruissteken in, uitgevoerd. De 5 onder-
ste steken die met zwarte wol worden gewerkt,
en de moes voorstellen, komen tot aan het be-
gin van de witte steken en beslaan afwisselend 2, 6 en 8 draden in de hoogte met een draad
er tusschen zoo als men dit bij de nog niet vol-
tooide figuur zien kan.
Reuklamp met een kralen overtrek,
benevens een kleedje.
Afbeelding No. 56. Een glazen flesch, ongeveer
15 d. hoog, eene ronde stop of kurk, een bal
van platina, een weinig lampkatoen; witte
kristallen kralen, roode koordzijde, zwart
innaai-koord, wit haakgaren, tusschen-
soort; dunne chenille in drie nuancen
groen, smal paars taffen lint, fijn
ijzerdraad.
Met de hiernevensgaande afbeelding bieden wij
onze lezeressen het model van een fraai hand-
werk aan dat haar des te aangenamer zal zijn,
wijl het tot versiering van een voorwerp dient
dat zeer veel tot het comfort van de huiskamer bijbrengt. Het origineel bestaat uit een glazen flesch ongeveer 15 d. hoof, die met welriekend vocht gevuld en met een eind lampkatoen is
No. 54. Tapisseriesteek voor pantoffels enz.
No. 55. Tapisseriesteek voor pantoffles enz.
No. 53. Wollen mandje. Haak-, brei- en knoopwerk. Twee derde der
oorspronkelijke grootte.
No. 56. Reuklamp met kralen overtrek en kleedje. Oorspronkelijke grootte.