De Gracieuse 1 April 1865 | Page 12

voorzien. Dit laatste is aan het boveneinde door een blikken ring

gestoken, die boven op de hals van de flesch ligt en een kleinen

bal van platina draagt, die op het lampkatoen rust. Door het aan-

steken en branden van het lampkatoen wordt de bal gloeijend, hier-

door gaat het eerste langzaam tot verkoling voer, terwijl de essence

verdampt. De ronde stop of kurk die van onderen een spitstoeloo-

pende punt 1 d. lang heeft, is hiermede in een soort van bord-

papieren kelk vastgemaakt, die als domper gebruikt het uitdooven

van den bal bevordert. Het overtrek van de flesch alsook het

kleedje bestaat uit haakwerk dat met lussen kralen die er ingewerkt

zijn, is versierd. Hiertoe moet men eerst het noodige aantal kris-

tallen kralen op roode zijde aanrijgen, waarna men met wit haak-

garen voor den rand van onderen van de flesch het bestemde

aantal steken, — aan ons model 104 — opzet. Nadat men

deze tot eene ronding heeft verbonden, haakt men met vaste

steken, en van binnen naar buiten in de rondte 3 toeren;

daarna wordt de draad met kralen voor de lussen vastgemaakt

en op de volgende wijze medegehaakt: men haakt 2 steken

met den rooden zijden draad er tusschen, dan 2 steken zonder

dezen (de draad blijft dus aan de verkeerde zijde van het werk

hangen); nu schuift men 14 kralen aan, haakt daarna den

draad weder 2 steken mede in en gaat alzoo in de rondte voort. Na 1 toer met lussen worden er steeds 2 toeren geheel effen,

dus alleen met het witte garen gehaakt. Het minderen dat

naar den vorm der flesch moet geschieden, heeft steeds bij de effen toeren plaats. Is men tot boven aan den rand van het

overtrek gekomen, dan wordt in den laatsten toer bij elken steek een kraal aangeschoven, zoodat de bovenste rand een

gladden ring kralen vormt. Het overtrek van de kruk waarvan

de ronding ongeveer 3 d. in doorsnede heeft, wordt er dade-

lijk opgewerkt; hiervoor rijgt men voor elke lus slechts 8

kralen aan en haakt tusschen elke 2 steken over den rooden

zijden draad slechts een steek zonder dezen, terwijl er tus-

schen de toeren slingers telkens slechts een effen toer gehaakt

wordt. Het onderste gedeelte van de stop dat in den vorm van een

kelk en 2 d. hoog is, snijdt men uit bordpapier, beplakt het

van binnen met gekleurd papier, maakt er een soort van trechter

van en windt er een draad met kralen aangeregen om, die er in

de rondte met een weinig arabische gom op wordt vastgemaakt.

De kurk wordt met het spitstoeloopende gedeelte in dezen kelk

gestoken en er ook met arabische gom aan vast gehecht. Voor

het kleedje

vervaardigt men eerst eene gladde rondte

door 15 toeren over koord te haken, waarbij men steeds bij de eerste 5 toeren in elken

steek 1 steek en vervolgens langzamerhand

telkens meer steken meerdert. Hierna maakt men het witte garen en een draad met

kralen vast en haakt op dezelfde wijze als bij het overtrek van de flesch in het geheel 4 toeren met lussen kralen, met twee effen toeren er tusschen, dus zonder kralen, in welke zoo als wij hierboven zei-

den gemeerderd wordt; de

laatste lussentoer wordt door een toer met roode zijde afgesloten. Het grootste

sieraad van dit lieve geheel bestaat eindelijk in eene guirlande bloemen, waar-van de blaadjes uit ver-

schillende nuancen groene

dunne chenille,

de kleine viooltjes uit paars taffen lint zijn vervaar-

digd en hetzij op een eind dun ijzerdraad vastgemaakt of ook wel elk af-zonderlijk op het overtrek en op het kleedje worden geschikt. Hoewel de afbeelding dit zeer duidelijk aantoont, moeten wij toch nog doen opmer-ken dat de flesch spits toeloopen en de hals niet al te naauw moet zijn.

Aanmerking bij het naknippen der patronen.

1) Wij geven de patronen steeds zonder inslag, deze moet er dus aan

de stof bijgesneden en de omtrek van elken naad naauwkeurig gevolgd

worden.

2) Wanneer slechts de helft van het patroon is aangegeven, dan legge

men het middelste gedeelte, door eene gestipte lijn (- - - -) aangeduid

langs den draad op de stof die niet wordt doorgesneden.

3) Indien wij uit plaatsgebrek het patroon niet geheel op het blad kunnen weergeven, dan worden er in het eerste omslagen gelegd. De lijn van deze vouwen is eveneens door (- - - -) aangeduid en daaren-boven woordelijk uitgedrukt. Wij raden de dames aan om deze om-slagen eerst afzonderlijk over te nemen en ze daarna aan elkaar te

hechten.

4) Om aan te wijzen hoe de verschillende

stukken moeten worden aaneen gevoegd, bedie-

nen wij ons van een groot aantal letters van

het alphabet; deze stemmen in de beschrijving

en op de patronen steeds naauwkeurig overeen;

als men hierbij oplettend te werk gaat, dan

kan er nimmer eene vergissing plaats hebben.

BERIGT.

Het Supplement bij dit nummer bevat eene

zijde met verschillende patronen om knoop-

werk door te stoppen.

In No. 9 zullen wij onder anderen kleede-

ren voor kinderen van twee tot

twaalf jaar geven.

En in No. 10 voorjaars-costumen en

voorjaars-hoeden.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende patronen om knoopwerk door te stoppen en knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

72 DE GRACIEUSE. [1 April 1865. 3e Jaargang.]

2de toer. Averegts.

Deze beide toeren worden nog 6 maal herhaald, waarna men af-

kant en den bovenrand met een toer vaste steken van dubbele paarse

florawol omhaakt. Daarna wordt het mandje in elkander gezet, ter-

wijl men er eerst om het meer stevigheid te geven aan den ondersten

en bovensten toer van den rand een omwoeld ijzerdraad tegen naait;

dan verbindt men den rand zoodanig met den bodem, dat de on-

derste paarse toer van den rand oversteekt; aan deze punten beves-

tigt men — zie de afbeelding — fijn ijzerdraad waaraan men bogen

uit 17 kralen bestaande rijgt, die den voet van het mandje vormen.

De gebreide zak hecht men onder den bovensten toer van den rand, en haalt van boven door den laatsten toer met paarse wol gebreid,

twee koorden waarvan de einden van grelots voorzien zijn; deze koorden dienen om het zakje te kunnen digt schuiven.

Er blijft ons nu nog over het draperie vormende geknoopte garnituur, als ook het hengsel van het mandje te beschrijven.

Voor het eerstgenoemde zet men met dubbele paarse florawol

over de knooppen die een 2 Ned. duim langen draad omspant

10 mazen op, en werkt een reep in hetzelfde getal steken

totdat men de lengte voor den omvang van het mandje ver-kregen heeft. Zoo als de afbeelding aantoont, is bij elke maas onder den knoop een gouden kraal gewerkt, waardoor men

zich bij het knoopen niet van eene knoop-, maar van eene

gewone naainaald moet bedienen. Het inknoopen der kralen

geschiedt op de volgende wijze: * men rijgt 1 gouden kraal

aan, knoopt 1 maas, en haalt den draad weder door de aan-

geregen kraal terug. Van * af wordt voortdurend herhaald.

Den afgewerkten geknoopten reep, schikt men zoodanig van boven om het mandje als de afbeelding aantoont; hij wordt

op regelmatige afstanden van elkander een weinig opgenomen

en met koordlussen en grelots versierd. Voor het met witte

wol te haken hengsel zet men 93 steken op, werkt eerste 1

toer stokjes er over, dan rondom 1 toer vaste steken, en

deze 3 toeren worden worden wederom aan beide zijden met kleine

van dubbele paarse florawol gehaakte bogen voorzien, die uit 5

kettingsteken, 1 vasten steek, met 2 steken tusschenruimte be-

staan. Het aanzetten van het hengsel wordt door twee geknoopte

rozetten bedekt, die uit een toer met dubbele witte florawol over

een platte knooppen van 1 Ned. duim breed gewerkt zijn zamen-

gesteld, en door een toer over een smaller pen met paarse filoselle

geknoopt, wordt afgesloten.

Twee tapisseriesteken

voor pantoffels, tapijtjes, werktaschjes enz.

Afbeelding No. 54 en 55.

Door de afbeeldingen No. 54 en 55 in oorspron-kelijke grootte, geven wij twee tapisseriesteken te zien, welke zeer geschikt zijn voor het vervaardigen van pantoffels en voor den

fond van verschillende ta-

pisseriewerken; door voor dit werk telkens verschil-lende kleuren te bezigen kan men er de meest mo-gelijke verscheidenheid in

aanbrengen.

Afbeelding No. 54 geeft den bekenden smyrnaschen steek te aanschouwen die

over 4 draden van het gaas in de hoogte en 4 draden

in de breedte gewerkt wordt in vereeniging met den gewonen kruis-

steek. De donkere vakjes beslaan, zoo als men ziet, een ruimte van

vier kruisjes van den smyrnaschen steek en worden afgewisseld door

vakjes van dezelfde grootte met den gewonen kruissteek, waarover

met lichtgele koordzijde de smyrnasche steek wordt heen gelegd; (ten

einde dit duidelijk te doen zien, hebben wij op de onderste rij den

laatstgenoemden kruissteek er niet op geteekend). De donkere vakjes

zijn op ons model met blaauwgroene, de lichte met geelbruine wol gewerkt. Hoewel wij de keus der kleuren aan den smaak der dames overlaten, zoo kunnen wij toch de hierboven genoemde zeer aanraden,

omdat zij een zeer goed effect maken.

Afbeelding No. 55. Deze steek die op effen (niet afgebeeld) gaas

wordt gewerkt, terwijl de grond met donkere kruissteken is in-gevuld, komt het voordeeligst uit als hij getrouw aan het ka-

rakter van den hermelijnsteek met witte en zwarte wol wordt

uitgevoerd. No. 55 stelt een der vakjes dat nog niet is ingevuld

voor, waardoor men de ligging en het af- en toenemen der af-zonderlijke steken duidelijk kan zien. Op ons model zijn de 5 bovenste lichte steken van elk figuur met witte filozelle in eene regte rigting elk over 6 draden in de hoogte en een draad in de breedte tusschen elke twee kruissteken in, uitgevoerd. De 5 onder-

ste steken die met zwarte wol worden gewerkt,

en de moes voorstellen, komen tot aan het be-

gin van de witte steken en beslaan afwisselend 2, 6 en 8 draden in de hoogte met een draad

er tusschen zoo als men dit bij de nog niet vol-

tooide figuur zien kan.

Reuklamp met een kralen overtrek,

benevens een kleedje.

Afbeelding No. 56. Een glazen flesch, ongeveer

15 d. hoog, eene ronde stop of kurk, een bal

van platina, een weinig lampkatoen; witte

kristallen kralen, roode koordzijde, zwart

innaai-koord, wit haakgaren, tusschen-

soort; dunne chenille in drie nuancen

groen, smal paars taffen lint, fijn

ijzerdraad.

Met de hiernevensgaande afbeelding bieden wij

onze lezeressen het model van een fraai hand-

werk aan dat haar des te aangenamer zal zijn,

wijl het tot versiering van een voorwerp dient

dat zeer veel tot het comfort van de huiskamer bijbrengt. Het origineel bestaat uit een glazen flesch ongeveer 15 d. hoof, die met welriekend vocht gevuld en met een eind lampkatoen is

No. 54. Tapisseriesteek voor pantoffels enz.

No. 55. Tapisseriesteek voor pantoffles enz.

No. 53. Wollen mandje. Haak-, brei- en knoopwerk. Twee derde der

oorspronkelijke grootte.

No. 56. Reuklamp met kralen overtrek en kleedje. Oorspronkelijke grootte.