ACT!NOW nr. 3 december 2018 | Page 19

19

us maakt het niet uit hoe we Fatima’s

programma aanpassen, als we het maar

doen? Nou … de bekeken studies bleken niet gemakkelijk te vergelijken (Hoogeveen, 2008), gezien onduidelijke definities en beschrijvingen, zowel m.b.t. tot de capaciteiten van leerlingen (daar is-t-ie weer: ‘wat is hoogbegaafd?’) als de beschrijving van de verschillende programma’s. Ook werd er naar verschillende aspecten van het functioneren gekeken, zoals schoolse prestaties, zelfconcept en welbevinden.

at vinden we belangrijk? Dat Fatima

goed presteert, dat haar

zelfvertrouwen groeit, of dat ze het leuk heeft op school? Hornstra, Van der Veen en Peetsma (2017) keken naar de emoties van leerlingen die parttime en fulltime hoogbegaafdheidsonderwijs volgden. Zij zagen de eerste groep meer plezier hebben, maar konden niet zeggen of dit ook zo was als ze naar hun reguliere school gingen. Op de langere termijn zagen ze overigens geen verschillen. Hoe kunnen we dat interpreteren?

'Wat vinden we belangrijk? Dat Fatima goed presteert, dat haar zelfvertrouwen groeit, of dat ze het leuk heeft op school?'

Lo en Porath (2017) bekritiseren het onderzoek naar ‘gifted education’ voor het produceren van ‘fragmented and piecemeal results’ (p.343). Zij wijzen op een gebrek aan metatheoretische aspecten in het onderzoek naar onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen; wat is het historisch perspectief, wat is de filosofische basis? Zij beschrijven een paradigmaverschuiving van het demystificeren en identificeren van hoogbegaafdheid naar een transactionele manier van kijken naar hoogbegaafdheid, rekening houdend met socioculturele aspecten gericht op het creëren van een onderwijsomgeving die verschillende begaafdheden en talenten erkent en aanmoedigt.

Met Lo en Porath’s oproep om duidelijk te zijn van welke theorie we uitgaan in het achterhoofd, blijft onderzoek naar de effecten van aanpassingen in het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen belangrijk. Het houdt ons scherp, het zorgt ervoor dat we ons blijven afvragen of dat wat we doen wel de effecten heeft die we beogen.

'Het houdt ons scherp, het zorgt ervoor dat we ons blijven afvragen of dat wat we doen wel de effecten heeft die we beogen.'

ls uit onderzoek blijkt dat versnelling

van de schoolloopbaan gemiddeld

genomen tot de beste resultaten leidt,

zowel cognitief als sociaal emotioneel (Assouline, Colangelo, VanTassel-Baska, & Lupkowski-Shoplik, 2015), betekent dat dan dat Fatima moet versnellen? Niet per sé.

Onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op gemiddelden. De gemiddelde leerling (of de gemiddelde hoogbegaafde leerling) bestaat echter niet. Dus, hoewel het van belang is onderzoeksresultaten serieus te nemen en mee te nemen in onze beslissingen, is het daarnaast belangrijk om naar Fatima te kijken. En nog belangrijker om naar Fatima te luisteren. Wie is zij? Wat zijn, behalve haar hoge intellectuele mogelijkheden, andere persoonsfactoren en wat betekenen die met betrekking tot eventuele aanpassingen? Hoe is haar thuissituatie? Wat zijn haar hobby’s? Is ze dagelijks uren bezig met sport of muziek op hoog niveau, of zakt ze thuis na schooltijd op de bank om series te kijken? En (hoe) moeten we daar rekening mee houden als we haar onderwijs aanpassen? Kortom: wat heeft Fatima nodig om zichzelf optimaal te ontwikkelen binnen (en buiten) het onderwijs?

D

W

Artikel

A