op defecten of beperkingen. In plaats daarvan is ze meer en
meer gericht op een goed functioneren binnen een sociale
context. Kwaliteit van leven, zelfredzaamheid en eigen regie
staan daarbij centraal. Zorg is daarnaast geen exclusief domein
meer van de zorgaanbieder maar in zekere zin van iedereen
geworden. De cliënt, zijn familie en netwerk, de buurt, voorliggende voorzieningen en professionals leveren hun aandeel.
Binnen een gelijkwaardige relatie wordt bepaald wat gedaan
moet worden en door wie om een goed leven mogelijk te
maken. Hierbij wordt principieel gestart met wat mensen zelf
willen en kunnen. Dit veranderingsproces wordt versneld door
de lopende transities waarbij gemeentelijke overheden de
nadrukkelijke ambitie uitspreken dat het anders, beter en
goedkoper moet. Wie daar een toegevoegde waarde in
heeft, mag meedoen. Wie dat niet kan of wil, valt af.’
Prisma is klaar om mee te doen. De organisatie is er met
steeds decentraler opererende en zelfsturende teams op
inge icht. De organisatie is financieel gezond met voldoende
r
buffers om tegenslagen op te vangen. De organisatie is
onverminderd ambitieus om aan de veranderingen haar steentje
bij te dragen en heeft een heldere visie over wat haar rol is.
De nieuwe cyclus van veranderingen kan Prisma met een
gerust hart tegemoet zien. Maar voor Peter Nouwens wordt
wel steeds duidelijker dat hij niet meer voor nog een ronde
van zes jaar wil bijtekenen. Anders dan in 2008 is Prisma in
een gezonde conditie. Hij is klaar. Het is welletjes geweest.
Hij kan met gerust hart zijn vertrek aankondigen.
‘Hij wil’, zo vat collega-bestuurder
Jaap de Bruin het samen, ‘licht,
lucht en ruimte voor andere zaken
dan Prisma.’
Jaap de Bruin
Veertig jaar vooruit
van begeleiding en dagbesteding worden naar gemeenten
gedecentraliseerd; intensieve zorg wordt ondergebracht in een
nieuwe Wet Langdurige Zorg, de jeugdzorg komt integraal
onder de sturing van gemeenten, zorgverzekeraars en lokale
overheden gaan een sterk sturende rol spelen. Het is, al met al,
een enorm pakket van veranderingen die Prisma zeker niet
ongemoeid zullen laten.
Maar het is niet een toekomst die Prisma met angst en
beven tegemoet ziet. Sterker, als je goed luistert naar de
intenties die achter deze hervorming schuil gaan, dan kan je
moeilijk anders concluderen dan dat het beleid zich precies in
de richting beweegt van wat Prisma al jaren voor ogen staat.
Het idee van community care, van het herstel van het gewone
leven, vormt zo ongeveer de ideologische grondslag van deze
enorme politieke operatie. Zorg – zo laat staatssecretaris Van
Rijn niet na te verkondigen – moet een normale plek krijgen
in de samenleving, zorg moet een gezamenlijke
verantwoordelijkheid zijn van cliënten, naasten en professionals.
De organisatie van de zorg moet een afgeleide zijn van de
behoefte van mensen. Niet over mensen praten, maar met
mensen overleggen. De beleidsintenties die de decentralisatie
van de zorg en de hervorming van de AWBZ begeleiden, passen
bijna letterlijk in de beleidsvisies die Prisma het afgelopen
decennium aan het papier heeft toevertrouwd en in de
praktijk heeft gebracht.
Begin 2015 omschrijft Peter Nouwens het zo in zijn eerste
column voor het vakblad Markant: ‘De inhoud van de zorg voor
mensen met een beperking is, al geruime tijd, minder gefocust
63