Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan 2015-2019 | Page 2
mobiliteit
STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
BELEIDSUITDAGINGEN UIT
HET GROTEPRIORITEITENDEBAT
Veilige en autonome mobiliteit
(openbaar vervoer, infrastructuur en fietsen).
SD 4. VLAANDEREN DOET BIJZONDERE INSPANNINGEN OPDAT ALLE KINDEREN EN JONGEREN
ZICH IN 2019 AUTONOOM, DUURZAAM EN
VEILIG KUNNEN VERPLAATSEN
MINISTER VAN MOBILITEIT
DUIDING
Voor een goed begrip van de term autonomie verwijst de werkgroep o.a. naar het
eindrapport vervoersafhankelijkheid en
vervoersautonomie van kinderen vanuit
het Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling (PODO II). Hier wordt autonomie als volgt gedefinieerd ‘Autonome
mobiliteit betekent greep hebben op de
verplaatsing: in de situatie verkeren dat je
keuzes kan maken over (1) het al dan niet
begeleide karakter van de mobiliteit en (2)
de bestemming (inclusief de actieradius),
de route, het tijdstip en het vervoermiddel.’
Autonome mobiliteit heeft dus te maken
met bevoegdheden en handelingsmacht:
‘in welke mate beheers ik de verschillende
aspecten van mijn verplaatsing en in welke
mate kan ik mijn verplaatsing naar eigen goeddunken organiseren?’ We spreken
steeds van gradaties van autonomie (op basis van bijvoorbeeld het spanningsveld tussen vrijheid en bescherming, de leeftijd van
het kind of de jongere en de beschikbaarheid van vervoersmiddelen) in relatie tot het
al dan niet willen, kunnen, mogen en durven.
De strategische doelstelling neemt het STOP
(stappen – trappen / openbaar vervoer /
personenvervoer)-principe als duurzaam
uitgangspunt.
81