Vechtdal Centraal 10-16 | Page 12

Dorus Broeks: zag heel Hoonhorst komen “Ik weet ook niet hoe dat komt dat ik al zo oud ben en toch nog zo goed mee kan, dat is een gave, daar kan ik zelf weinig aan doen.” Dorus Broeks uit Hoonhorst antwoordt Wilhelmus van Krass’Ouwe van TV Dalfsen hoe het toch kan, ondanks dat hij nog maar 5% gezichtsvermogen heeft, nog zo vief en actueel is in zijn 96e levensjaar. 1920 is het geboortejaar van Dorus, hij is geboren aan de Zwarteweg waar nu de Zwaluwhof is. Hoonhorst had in de kern nog amper huizen. Kappers was er en daar tegenover de bakker, die boven zijn deur had geschreven: “Hier i n het zand, heb ik geplant, en bak het brood, voor klein en groot.”” En verder waren er de kerk uit 1856 en de school uit 1922. Wij hadden een boerderij met een schuur en twee hooibergen. We waren met zeven kinderen, maar twee zijn al jong overleden. Het meisje kan ik me nog herinneren, dat ik haar zag liggen in het kistje.” Broer Jan bleef in Indië “Later is mijn broer Jan overleden in Indië. Hij had eerst de school afgemaakt en toen in 1948 nog naar Indië gegaan. We waren naar de nachtmis geweest en vader zou naar de hoogmis gaan. Maar halverwege kwam hij de pastoor tegen die door de burgemeester gebeld was dat Jan was gesneuveld. Toen was het tv D alfsen.nl TV Dalfsen verzamelt alle video’s uit de gemeente Dalfsen op www.tvdalfsen.nl en maakt zelf interviews met markante figuren en ondernemers. U kunt de programma’s ook op TV bekijken, dat wordt uitgelegd op de website. geen kerstmis meer.” Toen Dorus 12 jaar oud was, ging hij van school en kwam hij thuis op de boerderij te werken. Daardoor verloor de knecht zijn baan want het was ook toen crisistijd. “Ik mocht wel het lichtere werk doen, maar ook melken en op het land werken. En op het paard rijden deden we ook bij de rijvereniging toen al. Boerenjongens reden op hun eigen paard. We zijn zelfs met ons achttal kampioen geworden in de kring Twente en mochten toen ook een keer naar Eindhoven met het achttal op een Column: Uit Hei en Dennen OPRUIMWOEDE Op ons kantoor staan vele ordners met privé correspondentie vanaf 1966, het jaar waarin ik trouwde. Waarom ik er zo aan hecht al die brieven en kaarten te bewaren? Ze zijn me zo dierbaar en dan kan ik er geen afscheid van nemen.Ja, jongere V.C. lezers, vroeger schreven we elkaar. Het was DE manier om met elkaar in contact te blijven, want je reisde niet zo vaak naar verre familie of vrienden. Je kon toen (echt waar) ook al telefoneren hoor, maar dat kostte nogal wat. In ieder geval meer dan een postzegel van 50 cent. Nu ben ik de correspondentie aan het sorteren en dat kost tijd. Hoe leuk is het niet om een brief van een lang vergeten tante uit Bulawayo te lezen. Met een fotootje erbij van een blank en een zwart babietje, samen in een mandje. Nu is dat doodnormaal, maar in de jaren 60 zeker niet. Dat de “boy” in een hutje achter in de tuin huisde was toen heel gebruikelijk. Die wufte tante werd ooit in een zeer braaf badpak gefotografeerd. Vol trots stuurde tante de foto naar mijn oma, die terplekke een zenuwaanval kreeg bij al dat bloot. Foei, dat de post dergelijke obsceniteiten door haar brievenbus gooide. Ook de lieve briefjes, tekeningen en rapporten van mijn twee dochters beslaan twee ordners. “Liefe mama, mag ik bij Sjarlot losjeren?” Ze schrijven me nog steeds wel lieve appjes of berichtjes, maar ze zijn niet meer tastbaar. Net als met foto’s, je hebt ze weliswaar altijd in je smartphone en kunt daarmee hele horden mensen stapelgek maken, maar je kunt ze niet meer zo gemakkelijk in een lijstje zetten. Ik word zo weemoedig door brieven van mensen, die er al niet meer zijn. Mijn grootouders, ouders, tantes en ooms, allemaal overleden. Dat sorteren doe ik voor mijn dochters, die na mijn dood met al die ordners zitten. Het zegt ze helemaal niets, dat wordt dan “ken jij ene tante Fiet?” Ik moet ook nodig de enorme berg foto’s van namen voorzien. Eigenlijk kunnen de meesten weg, ik denk dat ik ze mijn jongste zusje van 51 jaar overhandig. Die heeft nog enig idee, wie wie is. Na de dood van mijn vader bleek er een gesloten loodzware kluis zonder sleutel te zijn. Vol verwachting klopte ons hart. Na heftig breekijzerwerk bleek er een doos chocolade in te zitten. Anticlimax? Nou en of!!!!! Antoinette 12 jubileum van de Boerenleenbank.” “In 1940 werd ik opgeroepen voor militaire dienst, in juli moest ik opkomen, maar toen brak in mei de oorlog uit en werd het Nederlandse leger opgeheven en hoefde ik niet meer in dienst. We hebben nog een onderduiker gehad uit Rotterdam, die is later opgepakt bij Rechteren en naar een concentratiekamp gebracht. Wij als jongens moesten ook wel oppassen, vooral voor de “Groenen” van kamp Erica die hier rondfietsten. We verstopten ons dan in het bos of in een sloot.” Avontuur in oorlogstijd “Op een morgen moest ik met het paard naar Rechteren hout halen, toen hielden de Duitsers me aan. Ik moest het paard uitspannen en naar het land bij Den Berg en daar werd het paard gevorderd. Ze betaalden meteen uit. We moesten wachten en toen ieder met drie paarden aan het touw lopen naar Vroomshoop om daar de paarden heen te brengen. We gingen om 12 uur ’s middags weg en waren ’s avonds om 11 uur in Vroomshoop. Op klompen.” “In Vroomshoop mochten we blij- ven overnachten in het stro in een schuur, maar wij wilden naar huis, onder leiding van Derk van de Linde. We hebben in Vroomshoop nog een bakker wakker gemaakt omdat we de hele dag niks gegeten hadden. Met ongeveer tien man zijn we toen via Ommen naar huis gelopen. We kwamen ’s nachts nog een een hele rij V2’s tegen en in Ommen hebben we nog bij café Stegeman koffie gedronken. ’t Laatste stuk naar huis heb ik kunnen fietsen vanaf de Welsummerweg, want mijn meisje woonde daar.” Met Sien Splinter is Dorus in 1947 getrouwd. 11 jaar geleden is ze overleden na 57 jaar huwelijk. Ze kregen 12 kinderen. Elke zondag haalt één van hen pa op voor een visite. Meer verhalen van Dorus Broeks kunt u zien op www.tvdalfsen.nl onder het programma Praten met Dalfsen. De Verhalenkoerier: Van een vader en een zoon De erfgenaam van ’t Groene Woud Hoofdstuk 9 En het leven ging verder Tenslotte sprak hij kort over zijn zoon Fredo. ‘Wees op je hoede voor hem, want hij is een geduchte tegenstander, en een slechte verliezer.’ Zijn stem klonk bitter, en ik begreep wat Ronaldo bedoelde. ‘Fredo is nooit gemakkelijk geweest, en achteraf besef ik dat hij veel heeft geleden onder de afwijzing door zijn grootouders. Hij voelde dit als onrecht want uiteindelijk had hij zijn grootouders nooit iets misdaan. Behalve dan geboren worden uit ons huwelijk. Onze dochter Suzanne heeft zich daar nooit meer beziggehouden. Z ij heeft meer dan genoeg aan haar eigen zorgen, want zij is sinds enkele jaren ernstig ziek, en zij was allang blij dat ze sieraden en spullen van haar moeder erfde’, voegde de oude man er droevig aan toe. In zijn donkere ogen glinsterden tranen. Diep in mijn binnenste kon ik de frustratie van Fredo heel goed begrijpen. Uiteindelijk zag hij wel de erfenis van zijn oom en mijn vader aan zijn neus voorbijgaan, en ik vond dat hij net zo veel recht op de erfenis had als ik. Ronaldo leek mijn gedachten te raden. ‘Je hoeft echt geen medelijden met Fredo te hebben. Na mijn pensionering heeft hij Wokkie’ s Palace overgenomen en hij is in een gespreid bedje terecht gekomen. En ik moet echt zeggen dat hij er hard voor werkt, en goede ideeën heeft. Qua zakeninstinct lijkt hij zowel op mij als op zijn opa Oscar. Ik heb twee kinderen, maar ze verschillen als dag en nacht’, merkte Ronaldo op. Een half uur later vertrok ik bij Ronaldo en ik beloofde hem om contact te houden. Met de warme woorden ‘De deur staat altijd open voor je en bent van harte welkom”, liet de oude man mij uit. Ik was heel blij met deze bijzondere ‘oom’, die mij zo hartelijk had ontvangen. Ondanks zijn wangedrag bij de notaris en zijn pogingen om de erfenis aan te vechten, had ik behoefte om contact met Fredo Calone op te nemen. Ik hoopte dat hij desondanks bij zou draaien en bereid was om mij te ontmoeten. De volgende dag schreef ik hem een uitgebreide brief, waarin ik hem uitnodigde voor een ontmoeting. ‘Op het testament van jouw oom Jean-Pierre de la Ney heb ik geen enkele invloed gehad. Ik kende hem te kort om een band met hem op te bouwen. Daarom hoop ik dat wij met elkaar tot overeenstemming kunnen komen wat betreft de erfenis en de strijdbijl kunnen begraven’, schreef ik hem. Eigenlijk verwachtte ik geen reactie op mijn brief. Met Ronaldo onderhield ik regelmatig contact, en wij werden goede vrienden. De komende weken waren heel druk, en samen met Norbert besprak en regelde ik de zaken met betrekking tot ’t Groene Woud. Ik maakte kennis met de andere personeelsleden, waaronder de zwijgzame tuinman Freek en de praatzieke huishoudster Aaltje, die van alle nieuwtjes op de hoogte was. Norbert noemde haar gekscherend Aaltje kwebbel. De opgewekte vrouw vertelde mij veel over de familie de la Ney, en zij herinnerde zich mijn moeder nog goed. ‘Zij had een tijdje verkering met Jean-Pierre, maar die vrijerij duurde niet lang. Zijn ouders waren er fel op tegen. Om eerlijk te zijn was hij veel beter af geweest met uw moeder dan met die nuf waarmee hij later trouwde. Maar ja, zijn ouders vonden alleen een adellijke titel belangrijk’, vertelde Aaltje tijdens het koffiedrinken. Tuinman Freek luisterde zwijgend, en hij zei niet veel meer dan ‘ja’ en ‘nee’. ‘Het is maar goed dat Freek zo rustig is, want twee van die kletskousen is wel een beetje te veel van het goede’, merkte Norbert droogjes op. En toen werd ik ineens gebeld door Fredo Calone. Hij wilde mij ontmoeten en hij had een opmerkelijk zakelijk voorstel. Wordt vervolgd Verhalenkoerier Miny Vroegindewey. Facebook: DeVerhalenkoerier Twitter: @Verhalenkoerier