Dorus Broeks: zag heel Hoonhorst komen
“Ik weet ook niet hoe dat komt dat
ik al zo oud ben en toch nog zo
goed mee kan, dat is een gave, daar
kan ik zelf weinig aan doen.” Dorus
Broeks uit Hoonhorst antwoordt
Wilhelmus van Krass’Ouwe van TV
Dalfsen hoe het toch kan, ondanks
dat hij nog maar 5% gezichtsvermogen heeft, nog zo vief en actueel is in
zijn 96e levensjaar.
1920 is het geboortejaar van Dorus,
hij is geboren aan de Zwarteweg
waar nu de Zwaluwhof is. Hoonhorst had in de kern nog amper huizen. Kappers was er en daar tegenover de bakker, die boven zijn deur
had geschreven: “Hier i n het zand,
heb ik geplant, en bak het brood,
voor klein en groot.”” En verder waren er de kerk uit 1856 en de school
uit 1922. Wij hadden een boerderij
met een schuur en twee hooibergen. We waren met zeven kinderen,
maar twee zijn al jong overleden.
Het meisje kan ik me nog herinneren, dat ik haar zag liggen in het
kistje.”
Broer Jan bleef in Indië
“Later is mijn broer Jan overleden
in Indië. Hij had eerst de school afgemaakt en toen in 1948 nog naar
Indië gegaan. We waren naar de
nachtmis geweest en vader zou naar
de hoogmis gaan. Maar halverwege
kwam hij de pastoor tegen die door
de burgemeester gebeld was dat
Jan was gesneuveld. Toen was het
tv D alfsen.nl
TV Dalfsen verzamelt alle video’s uit de gemeente Dalfsen op www.tvdalfsen.nl en
maakt zelf interviews met
markante figuren en ondernemers. U kunt de programma’s ook op TV bekijken, dat
wordt uitgelegd op de website.
geen kerstmis meer.” Toen Dorus
12 jaar oud was, ging hij van school
en kwam hij thuis op de boerderij te werken. Daardoor verloor de
knecht zijn baan want het was ook
toen crisistijd. “Ik mocht wel het
lichtere werk doen, maar ook melken en op het land werken. En op
het paard rijden deden we ook bij
de rijvereniging toen al. Boerenjongens reden op hun eigen paard. We
zijn zelfs met ons achttal kampioen
geworden in de kring Twente en
mochten toen ook een keer naar
Eindhoven met het achttal op een
Column: Uit Hei en Dennen
OPRUIMWOEDE
Op ons kantoor staan vele ordners met privé correspondentie vanaf 1966, het jaar waarin ik trouwde.
Waarom ik er zo aan hecht al die brieven en kaarten
te bewaren? Ze zijn me zo dierbaar en dan kan ik
er geen afscheid van nemen.Ja, jongere V.C. lezers,
vroeger schreven we elkaar. Het was DE manier
om met elkaar in contact te blijven, want je reisde
niet zo vaak naar verre familie of vrienden. Je kon
toen (echt waar) ook al telefoneren hoor, maar dat
kostte nogal wat. In ieder geval meer dan een postzegel van 50 cent.
Nu ben ik de correspondentie aan het sorteren en dat kost tijd. Hoe leuk is
het niet om een brief van een lang vergeten tante uit Bulawayo te lezen.
Met een fotootje erbij van een blank en een zwart babietje, samen in een
mandje. Nu is dat doodnormaal, maar in de jaren 60 zeker niet. Dat de
“boy” in een hutje achter in de tuin huisde was toen heel gebruikelijk.
Die wufte tante werd ooit in een zeer braaf badpak gefotografeerd. Vol
trots stuurde tante de foto naar mijn oma, die terplekke een zenuwaanval
kreeg bij al dat bloot. Foei, dat de post dergelijke obsceniteiten door haar
brievenbus gooide.
Ook de lieve briefjes, tekeningen en rapporten van mijn twee dochters
beslaan twee ordners. “Liefe mama, mag ik bij Sjarlot losjeren?”
Ze schrijven me nog steeds wel lieve appjes of berichtjes, maar ze zijn niet
meer tastbaar. Net als met foto’s, je hebt ze weliswaar altijd in je smartphone en kunt daarmee hele horden mensen stapelgek maken, maar je
kunt ze niet meer zo gemakkelijk in een lijstje zetten.
Ik word zo weemoedig door brieven van mensen, die er al niet meer zijn.
Mijn grootouders, ouders, tantes en ooms, allemaal overleden.
Dat sorteren doe ik voor mijn dochters, die na mijn dood met al die ordners zitten. Het zegt ze helemaal niets, dat wordt dan “ken jij ene tante
Fiet?” Ik moet ook nodig de enorme berg foto’s van namen voorzien.
Eigenlijk kunnen de meesten weg, ik denk dat ik ze mijn jongste zusje van
51 jaar overhandig. Die heeft nog enig idee, wie wie is. Na de dood van
mijn vader bleek er een gesloten loodzware kluis zonder sleutel
te zijn. Vol verwachting klopte ons hart. Na heftig breekijzerwerk bleek er
een doos chocolade in te zitten. Anticlimax? Nou en of!!!!!
Antoinette
12
jubileum van de Boerenleenbank.”
“In 1940 werd ik opgeroepen voor
militaire dienst, in juli moest ik opkomen, maar toen brak in mei de
oorlog uit en werd het Nederlandse
leger opgeheven en hoefde ik niet
meer in dienst. We hebben nog een
onderduiker gehad uit Rotterdam,
die is later opgepakt bij Rechteren
en naar een concentratiekamp gebracht. Wij als jongens moesten
ook wel oppassen, vooral voor de
“Groenen” van kamp Erica die hier
rondfietsten. We verstopten ons dan
in het bos of in een sloot.”
Avontuur in oorlogstijd
“Op een morgen moest ik met het
paard naar Rechteren hout halen,
toen hielden de Duitsers me aan. Ik
moest het paard uitspannen en naar
het land bij Den Berg en daar werd
het paard gevorderd. Ze betaalden
meteen uit. We moesten wachten en
toen ieder met drie paarden aan het
touw lopen naar Vroomshoop om
daar de paarden heen te brengen.
We gingen om 12 uur ’s middags
weg en waren ’s avonds om 11 uur
in Vroomshoop. Op klompen.”
“In Vroomshoop mochten we blij-
ven overnachten in het stro in een
schuur, maar wij wilden naar huis,
onder leiding van Derk van de Linde. We hebben in Vroomshoop nog
een bakker wakker gemaakt omdat
we de hele dag niks gegeten hadden.
Met ongeveer tien man zijn we toen
via Ommen naar huis gelopen. We
kwamen ’s nachts nog een een hele
rij V2’s tegen en in Ommen hebben we nog bij café Stegeman koffie gedronken. ’t Laatste stuk naar
huis heb ik kunnen fietsen vanaf de
Welsummerweg, want mijn meisje
woonde daar.”
Met Sien Splinter is Dorus in 1947
getrouwd. 11 jaar geleden is ze
overleden na 57 jaar huwelijk. Ze
kregen 12 kinderen. Elke zondag
haalt één van hen pa op voor een
visite.
Meer verhalen van Dorus Broeks
kunt u zien op www.tvdalfsen.nl
onder het programma Praten met
Dalfsen.
De Verhalenkoerier:
Van een vader en een zoon
De erfgenaam van ’t Groene Woud
Hoofdstuk 9 En het leven ging verder
Tenslotte sprak hij kort over zijn zoon Fredo. ‘Wees op je
hoede voor hem, want hij is een geduchte tegenstander, en
een slechte verliezer.’ Zijn stem klonk bitter, en ik begreep
wat Ronaldo bedoelde. ‘Fredo is nooit gemakkelijk geweest,
en achteraf besef ik dat hij veel heeft geleden onder de afwijzing door zijn grootouders. Hij voelde dit als onrecht want
uiteindelijk had hij zijn grootouders nooit iets misdaan.
Behalve dan geboren worden uit ons huwelijk. Onze dochter Suzanne heeft zich daar nooit meer beziggehouden. Z ij
heeft meer dan genoeg aan haar eigen zorgen, want zij is
sinds enkele jaren ernstig ziek, en zij was allang blij dat ze
sieraden en spullen van haar moeder erfde’, voegde de oude
man er droevig aan toe. In zijn donkere ogen glinsterden
tranen.
Diep in mijn binnenste kon ik de frustratie van Fredo heel
goed begrijpen. Uiteindelijk zag hij wel de erfenis van zijn
oom en mijn vader aan zijn neus voorbijgaan, en ik vond
dat hij net zo veel recht op de erfenis had als ik. Ronaldo
leek mijn gedachten te raden. ‘Je hoeft echt geen medelijden
met Fredo te hebben. Na mijn pensionering heeft hij Wokkie’ s Palace overgenomen en hij is in een gespreid bedje
terecht gekomen. En ik moet echt zeggen dat hij er hard
voor werkt, en goede ideeën heeft. Qua zakeninstinct lijkt
hij zowel op mij als op zijn opa Oscar. Ik heb twee kinderen,
maar ze verschillen als dag en nacht’, merkte Ronaldo op.
Een half uur later vertrok ik bij Ronaldo en ik beloofde hem
om contact te houden. Met de warme woorden ‘De deur
staat altijd open voor je en bent van harte welkom”, liet
de oude man mij uit. Ik was heel blij met deze bijzondere
‘oom’, die mij zo hartelijk had ontvangen.
Ondanks zijn wangedrag bij de notaris en zijn pogingen om
de erfenis aan te vechten, had ik behoefte om contact met
Fredo Calone op te nemen. Ik hoopte dat hij desondanks
bij zou draaien en bereid was om mij te ontmoeten. De
volgende dag schreef ik hem een uitgebreide brief, waarin
ik hem uitnodigde voor een ontmoeting. ‘Op het testament
van jouw oom Jean-Pierre de la Ney heb ik geen enkele invloed gehad. Ik kende hem te kort om een band met hem
op te bouwen. Daarom hoop ik dat wij met elkaar tot overeenstemming kunnen komen wat betreft de erfenis en de
strijdbijl kunnen begraven’, schreef ik hem.
Eigenlijk verwachtte ik geen reactie op mijn brief. Met Ronaldo onderhield ik regelmatig contact, en wij werden goede
vrienden.
De komende weken waren heel druk, en samen met Norbert
besprak en regelde ik de zaken met betrekking tot ’t Groene
Woud. Ik maakte kennis met de andere personeelsleden,
waaronder de zwijgzame tuinman Freek en de praatzieke
huishoudster Aaltje, die van alle nieuwtjes op de hoogte
was. Norbert noemde haar gekscherend Aaltje kwebbel.
De opgewekte vrouw vertelde mij veel over de familie de la
Ney, en zij herinnerde zich mijn moeder nog goed.
‘Zij had een tijdje verkering met Jean-Pierre, maar die vrijerij duurde niet lang. Zijn ouders waren er fel op tegen. Om
eerlijk te zijn was hij veel beter af geweest met uw moeder
dan met die nuf waarmee hij later trouwde. Maar ja, zijn
ouders vonden alleen een adellijke titel belangrijk’, vertelde
Aaltje tijdens het koffiedrinken. Tuinman Freek luisterde
zwijgend, en hij zei niet veel meer dan ‘ja’ en ‘nee’.
‘Het is maar goed dat Freek zo rustig is, want twee van die
kletskousen is wel een beetje te veel van het goede’, merkte
Norbert droogjes op. En toen werd ik ineens gebeld door
Fredo Calone. Hij wilde mij ontmoeten en hij had een opmerkelijk zakelijk voorstel.
Wordt vervolgd
Verhalenkoerier Miny Vroegindewey. Facebook: DeVerhalenkoerier Twitter: @Verhalenkoerier