Tijdschrift voor innovatief hoger onderwijs nummer 1 - jaargang 1 - 2018 | Page 7

flexibel afstandsonderwijs in Hogeschool PXL   Hustinx, et al.     Flexibel Afstandsonderwijs in Hogeschool PXL   WOUTER  HUSTINX,  KOEN  TIMMERS,  JAN  WILLEKENS,  KOBE  ROSIUS,  LIES  HAMAL,     JORIS  VANDEBOSCH,  INGRID  MANGELSCHOTS  &  GRIET  VAN  BOXSTAEL     Tegen 2020 beoogt Hogeschool PXL om minstens 5 opleidingen in flexibel afstandsonderwijs te realiseren. De prioritaire doelgroep is hier niet de 18-jarige die rechtstreeks uit het secundair onderwijs komt. De doelgroep voor deze trajecten zijn werkende studenten of oudere studenten met professionele ervaring. Ook studenten in een bijzondere omstandigheid, studenten die ver van de hogeschool wonen, of studenten met een duidelijke voorkeur voor afstandsonderwijs, kunnen kiezen voor deze opleidingsvorm. Deze innovatieve opleidingen voor werkstudenten kaderen in het PXL-beleid dat beoogt om maximale ontwikkelingskansen te bieden aan alle studenten. Omdat de werkstudenten een zeer uiteenlopend profiel hebben, is het belangrijk om het onderwijs op een erg flexibele manier aan te bieden. Dit op niveau van het studietraject, maar zeker ook op niveau van het onderwijsleerproces. Wat verstaan wij onder afstandsonderwijs, dat bovendien voldoende flexibiliteit in zich draagt om verschillende studentenprofielen te kunnen aanspreken? We onderscheiden hiervoor 9 basisprincipes van het PXL-model ‘Flexibel Afstandsonderwijs’: Basisprincipe 1: het onderwijs is geënt op de principes van afstandsonderwijs en kent een doordachte mix van online leren, face- to-face leren en leren op de werkplek Met ‘afstandsonderwijs’ bedoelen we dat de student maximaal 20% van de geplande instructietijd in georganiseerde face-to-face- contactmomenten moet doorbrengen. De andere 80% bestaat uit digitaal afstandsonderwijs én leren op de werkplek. 7   We volgen hiermee de indeling van Allen, Seaman & Garrett (2007). Zie figuur 1. F IGUUR 1: V ERHOUDING CONTACTONDERWIJS - AFSTANDSONDERWIJS Het kwantificeren van de verhouding tussen afstandsonderwijs en contactonderwijs lijkt echter eenvoudiger dan het in werkelijkheid is. De daadwerkelijke studietijd moet in principe mee in rekening worden genomen. Eén ECTS- punt staat voor 25-30 uren studiebelasting. Als je hier de 80-20-regel op toepast, zou je aan een veel te hoog aandeel contactonderwijs om nog van ‘afstandsonderwijs’ te kunnen spreken. Neem je de volledige studietijd in rekening, is 10% contactonderwijs een betere norm om in totaliteit van afstandsonderwijs te kunnen spreken. Ga je uit van contacttijd, kan je wel met de 20%-norm blijven werken. Een officieuze standaard kan zijn dat 1 studiepunt in totaal 10 lestijden oplevert. 20% van 10 lestijden betekent dan maximaal 2 lestijden per studiepunt, indien je wil spreken van afstandsonderwijs. Enige nuance is hier dus op zijn plaats. Basisprincipe 2: het onderwijs richt zich tot de niet-reguliere student met een hoge mate van zelfsturing