CLICHÉ DOORBREKEND DENKEN
Welke prikkels wij weerhouden hangt af van:
1. Toeval
2. Struktuur van aandachtsmechanisme: we zeven aangeboden informatie, dit om overbelasting
te voorkomen.
3. Belangstelling: we kunnen onze aandacht richten.
4. Prikkel intensiteit: de voetklapper die naast ons ontploft, merken we altijd op!
5. Reeds aanwezige informatie: Herinnerings- en herkenningselementen. In gesprek bv blijven
we gemakkelijker stilstaan bij nieuwe aspecten bij een gekend thema.
6. Vermoeidheidsfactor: we geraken rap iets beu en zoeken dan wat anders om onze aandacht
op te richten.
7. Beschikbare energie: wat in focus aandacht staat, wordt steeds ter verwerking doorgelaten. Bij
lagere aandachtsgraad, vermindert de verwerkingsbereidheid.
Gestalttheorie:
1. We zien "losse” prikkels als een figuur tegenover een achtergrond.
2. Continuïteitsprincipe: een eenmaal waargenomen figuur wordt dominant en blijft behouden tijdens
de informatieverwerking.
3. Associatiewetten: waaraan doet een woord ons denken?
1) WET VAN NABIJHEID
in tijd, ruimte, betekenis, vorm, functie ...
2) WET VAN TEGENGESTELDEN
wit/zwart – groot/klein …
3) WET VAN COMLEMENTARITEIT deel/geheel – vb: veter/schoen
4) WET VAN CAUSAL I TE I T
oorzaak/gevolg – vb: pijn/wonde
5) WET VAN ANALOGI E
nabijheid, verban - vb: berk/eik rook/pook
4. Dominanties: wie meer dan gemiddeld in tegenstellingen denkt, zal dit ook op andere vlakken doen
argument/tegenargument - aanval/verweer
5. Associatiepatronen:
a) Enkelvoudig bloemenpatroon: vertrekt steeds vanuit zelfde punt
voorbeeld:
lucifer
sigaret
as
BLOEMPATRONEN LEIDEN
TOT UITPUTTING – DE ANDERE
PATRONEN IN PRINCIPE NIET
rond
glas
ongezond