Pioniers Magazine juli/aug/sept 2018 | Zelfsturing & Authenticiteit | Page 38

WWW.PIONIERSMAGAZINE.NL

stoppen we met onze woede zo zuiver te uiten? Hoe komt het eigenlijk dat we daarmee stoppen? Waar blijft die onbevangen boosheid of woede? Verdwijnt deze emotie? Ik dacht het niet. Hij gaat zich vermommen in allerlei gedaantes, die we niet altijd meer als woede herkennen. Hoe zou het zijn als we ons meer zouden ontdoen van die camouflages en woede weer als het ware in ere herstellen, als een emotie die er gewoon mag zijn, waar we met compassie, met empathie naar kunnen kijken? Wat voor effect zou dat hebben op onze levens, onze relaties, onze cultuur?

Woede wordt vaak neergezet als een negatieve emotie, iets wat niet geuit mag worden. Vroeg in onze jeugd leren we al dat woede “slecht” is van ouders, onderwijzers en gezagsdragers. We beginnen onze woede in te houden. Dat wil niet zeggen dat hij er niet is. Hij verstopt zich, stapelt zich op of manifesteert zich in sarcasme, frustratie, manipulatie, irritatie, agressie. Door woede lang weg te duwen, kan hij exploderen en een verwoestende uitwerking hebben, op onze omgeving, op onszelf.

De boeddhistische monnik en bestsellerauteur Thich Nhat Hanh schrijft in zijn boek ‘Woede’:

“Als iemand iets zegt of doet waardoor je boos wordt, lijd je. Dan neig je ernaar iets terug te doen wat bij de ander lijden veroorzaakt, in de hoop dat je eigen pijn hierdoor minder wordt. We denken: “Ik wil je straffen, ik wil je laten lijden. En als ik zie dat jij erg lijdt, zal ik me beter voelen.” Velen van ons zijn geneigd om in dit soort kinderlijke praktijken te geloven. Maar als je een ander leed bezorgt, is het feitelijk zo dat diegene zal proberen om jou pijn te bezorgen om zo zijn eigen lijden te verzachten. Jullie hebben allebei behoefte aan mededogen en hulp. Geen van jullie beiden hoeft gestraft te worden.” De schrijver bepleit dat je goed voor je woede zorgt. Alsof je huis in brand staat. Dan ga je het blussen in plaats van achter de brandstichter aan te rennen. De meesten van ons doen dat niet. Ik ook niet, natuurlijk.

Ik ben 5 jaar oud en ga voor het eerst vissen met mijn vader, met mijn eigen hengel. Ik vang mijn eerste paling, een joekel in mijn herinnering. Mijn vader bergt mijn trotse vangst op in een leefnet met afsluitbare klep, zodat de paling in het water in leven blijft. Het is tijd om naar huis te gaan. Mijn vader haalt het leefnet op, paling verdwenen. Mijn vader had de klep niet dichtgedaan. Ik heb geen levend bewijs meer van mijn trofee en barst in tranen uit. Maar wat het pas echt erg maakt, is dat hij mij thuis tegenover de hele aanwezige verjaardagsvisite belachelijk maakt, omdat ik had gehuild om de verdwijning van mijn vis. Hij vertelde er niet bij dat hij per ongeluk de klep niet had dichtgedaan.

De grote, slimme, sterke vader was van zijn voetstuk gevallen en hij maakte mij notabene belachelijk. Ik ben lang - en niet alleen daarom - woedend op hem geweest. Kort voor zijn dood vertelde ik dit hem. Hij kon zich niets van het voorval herinneren. Ik had jarenlang ‘de brandstichter’ willen straffen en had mijn eigen brandende huis niet geblust. Onwetend, geen idee dat het ook een mogelijkheid was.