Pioniers Magazine juli/aug/sept 2018 | Zelfsturing & Authenticiteit | Page 23

WWW.PIONIERSMAGAZINE.NL

Het klinkt bijna bipolair?

“Inderdaad ja, daar leek het ook wel op alhoewel ik nooit gediagnosticeerd ben. Helemaal normaal was het niet. In mijn huwelijk was ik depressief en ongelukkig terwijl mijn man superlief voor me was en mij op handen droeg. Ik kon alles alleen maar zwart zien. Somberheid was mijn permanente emotionele status.

Als het te goed ging in mijn huwelijk, dan ging ik saboteren door heel lelijk te gaan doen of heel diep in mijn depressie te gaan zitten. Mijn depressie was een soort verslaving en die kon ik naar willekeur oproepen. Als dingen om mijn heen niet goed gingen, dan voelde dat voor mij juist heel goed. Dit was ik van huis uit gewend en dat voelde vertrouwd.”

Had je daar in je werk last van?

“Nee, dat ging prima omdat ik iemand anders was. Ik trok ’s morgens mijn pak met hoge hakken aan en dan was ik de best geklede persoon van het hele bedrijf en dan deed ik wat ik moest doen, heel perfectionistisch. Het maakte me moe omdat ik voortdurend de schijn ophield.”

Heb jij je wel eens af gevraagd wie je echt wilde zijn?

“Ik moest het alter ego zijn omdat ik geld moest binnenhalen. Ik was toen kostwinner en dat lukte zelfs op halve kracht. Als er iets ergs gebeurde kon ik op halve kracht draaien en nog goed ook. Het was een knop die ik om kon zetten naar believen. Mijn zelfbeeld was dubbel. De ongelukkige aan de ene kant en het succesvolle alter ego aan de andere. In mijn werk was ik waardevol maar niet gelukkig omdat het vermoeiend was altijd maar de schijn op te houden. De zekerheid van het salaris was mijn enige vorm van geluk. Zonder baan was ik niemand meer.”

Wanneer kwam de doorbraak en werd jij je bewust van het feit dat het zo niet langer kon?

“Op een moment kwam ik terug in Nederland. Ik had mijn kind gekregen en toen ging het eerst nog verder bergafwaarts. Ik werd dagelijks overvallen door angst dat mijn kind dood zou gaan en hoe hij dood zou gaan, terwijl er niets aan de hand was. Hij was een gezond kind.

Achteraf denk ik dat dit te maken had met de angst voor verlies na het verlies van mijn vader en zusje.

Ik ging dus werken in Nederland waar ik tot overmaat van ramp ook nog eens verliefd werd op een collega. Die man zat net zo in zijn drama als ik en dat voelde als zo’n herkenning. Vervolgens ging het van kwaad tot erger. Mijn man ging terug naar Frankrijk omdat hij vond dat ik maar moest uitzoeken wat ik wilde. De relatie met die andere man werd een relatie met aantrekken en afstoten en zorgde voor enorm veel verdriet en stress. Op een gegeven moment trok ik het niet meer en besloot ik de stekker eruit te trekken omdat ik niet meer mee wilde doen in dit leven. Ik voelde me niks waard, ik was al niks waard, had mijn huwelijk kapot gemaakt en de relatie van die andere man met zijn vrouw. Vanuit mijn opvoeding had ik daar zo’n zwaar oordeel over. Ondanks mijn verzet tegen al dat slechte in mij, kon ik me daar niet tegen verzette en mijn thuisfront veroordeelde alleen maar, voor mijn gevoel. Mijn eigen geweten, ook gevoed door het dogmatisch christelijk van mijn jeugd, deed me mezelf

"Ik heb geschreeuwd

naar God"