de longen
19
De lucht die via de neus of de mond wordt ingeademt, bereikt de luchtpijp via de keelholte. De luchtpijp splitst zich in twee grote vertakkingen Elke vertakking gaat naar een long en splitst zich in steeds kleinere luchtkanalen, die uitmonden in de longblaasjes.
De rechter- en linkerlong bevinden zich in de borstkas, aan weerszijden van het hart. De rechterlong bestaat uit drie longkwabben; de linker uit twee kwabben. De long is omgeven door een longvlies. Dit longvlies bedekt de buitenzijde van de longen en de binnenzijde van de borstkast. De borstkas wordt gevormd door de ribben en het borstbeen. In de ruimte tussen de borstkas en de longen - die dus bekleed is met het longvlies - heerst een vacuüm, een negatieve luchtdruk. Dankzij dat vacuüm kunnen de longen de bewegingen van de borstkas volgen en door het op- en neer bewegen ervan onder invloed van de tussenribspieren kunnen we in- en uitademen.
Ligging
De rechter- en linkerlong bevinden zich in de borstkas aan weerszijden
van het hart. De rechterlong bestaat uit drie longkwabben; de linker
uit twee kwabben. Rondom de longen en aan de binnenzijde van de borstwand bevinden zich vliezen met een glad, glanzend en vochtig oppervlak.
De bouw van de longen:
B = bovenkwab
M = middenkwab
O = onderkwab
Functie
De longen zorgen voor de ademhaling. Bij elke inademing stroomt de lucht die zuurstof bevat, via de mond of neus door de keel en luchtpijp naar de longen. In de longen vertakt de luchtpijp zich tot steeds kleinere buisjes (luchtwegen). Aan het einde van de luchtwegen bevinden zich miljoenen longblaasjes. De zuurstof uit de lucht die wordt ingeademt gaat door de flinterdunne wanden van de luchtwegen en longblaasjes naar de bloedvaten die er rondom liggen. Zo komt er zuurstof in het bloed. Het hart pompt het bloed vervolgens door het lichaam en voorziet zo het hele lichaam van zuurstof.
Onderweg geeft het lichaam een afvalstof (koolzuurgas) af aan het bloed. Het koolzuurgas gaat in omgekeerde richting door de flinterdunne wanden van de longblaasjes naar de luchtwegen. Bij elke uitademing wordt het koolzuurgas uitgeademt. De ademhaling wordt automatisch via het zenuwstelsel geregeld.
Daarnaast hebben de longen een belangrijke functie in de afweer van het lichaam. De kleine luchtwegen maken slijm aan dat afweercellen bevat. In het slijm blijven stof en virussen hangen die vervolgens door kleine trilhaartjes afgevoerd worden naar de grote luchtwegen. Door te hoesten raakt men het slijm met het stof en virussen weer kwijt.
De verschillende onderdelen in de longen