OOG VOOR AFRIKA 02-2019 | Page 5

7 Van de redactie Het rijke niet-doen Over twee weken is het weer zover, dan vlieg ik naar die Weskaap, alleen, wel te verstaan. Om specifieker te zijn KLM brengt me naar Kaapstad en mijn Jeep brengt me naar Yzerfontein, naar huis. Van thuis naar huis als het ware. Ik heb mazzel … Afrika heb ik eerder ontmoet dan mijn vriendin, dus deelt ze mij met deze minnares en mag ik haar ook alleen bezoeken. Ik ben er alleen met het uitzicht vanaf de duinenrij op de Atlantische Oceaan. In wisselende stemmingen toont ze mij haar grandeur, soms glad met slechts een wiegende deining als in een golfslagbad, soms woest met kantelende beukers die het strand uithollen. I love this place en kijk ernaar uit weer te gaan en er te zijn. In Yzerfontein gebeurt geen fuck en een uitstapje naar de Spar zorgt in het rijtje naar de kassa voor het nodige contact met mijn medemensen. En natuurlijk Lula’s, een intiem eethuisje aan de boulevard, waar de Mozambikaanse keuken mijn mond al laat wateren bij slechts het schrijven van de naam. Dat komt er dus allemaal aan, het innerlijke niets en een overvloed aan magisch decor. Natuurlijk ga ik mijn dierbaren missen. Maar als ik ze niet meer kan missen en Yzerfontein moet missen, raak ik uit vorm. Ergens ben ik nog steeds die loner die vroeger twaalf jaar lang de wereld rondging. Dat trekt me niet meer. Ik hoef niet meer terug naar Azië, Australië, Zuid-Amerika, enzovoorts … Ik zoek het avontuur niet meer in opwindende bestemmingen, maar het avontuur in mezelf. Daar heb ik de goede setting voor nodig en dat zijn de rust en verveling die Yzerfontein me biedt. Er is natuurlijk meer op dit continent. Het kan niet zo zijn dat je alleen maar in de armen van je “minnares” ligt om lekker rustig te worden. Er is de geur van haar lichaam, de streling van haar adem op je gelaat, haar diep roodbruine kleur van aarde, het muzikale ritme van haar hartslag, haar mysterieuze geluiden in de nacht en de kleurrijke uitdossing van al haar kinderen, het zij op twee benen, vier poten, met staartvin, horens of klauwen, slurf of slagtanden. Het avontuur komt naar jou wanneer je er open voor staat. Mij zal je niet zien in oorlogsgebieden tussen rebellen en afgehakte ledematen. Wel in die “veld”, de “bush”, waar iedereen gelijke kansen heeft en je alle kwaliteiten moet aanwenden om de volgende dag te redden. Er zijn geen moordzuchtige jagers onder de dieren, slechts hongerige. Dat maakte het voor mij acceptabel en wordt er niet meer gegriend als de kleine Bambi het niet redt. Je gaat het grotere geheel snappen. Er zijn meer Bambi’s dan dierlijke jagers, vandaar ook de uitdrukking bij het spotten van dieren … oh weer een “a f i”… another fuckin impala. Zuidelijk Afrika, Oeganda, Rwanda, afhankelijk van ziektes of oorlog, blijven me trekken en daar hebben de wilde dieren, ongerepte landschappen en lokale bevolking veel mee te maken. Ze dienen ons. Ze laten ons ongecompliceerde schoonheid zien die alleen maar herkend kan worden omdat die in ons zit. Het lijkt wellicht vergeten, maar het is niet gewist, niet dood. Het komt weer tot leven door simpel waarnemen, je te verbinden met wat je ziet, er onderdeel van te zijn. Je kan kijken wat je wilt, maar als je niet ziet houdt het op. Er is veel te zien in Afrika, de schoonheid en ook de gruwelen … het zit allemaal in ons. Ik ga voor de schoonheid, voor het positieve, voor het hoopvolle. De aarde heeft haar definitieve vorm, de toekomst van Afrika is nog steeds in wording … Het verschil in woorden als “het wordt nooit wat” en “het wordt best wel wat” is niet groot, maar het verschil in houding gigantisch en essentieel voor positieve verandering. Blij en verlangend vlieg ik dan uiteindelijk weer terug naar mijn lief en thuis, alsof er niets anders is dat me blij maakt. Echter het verlangen naar mijn minnares Afrika blijft, de geur, de smaak, de kleur zitten diep, ja zelfs het stof … wat ik zelf ooit zal zijn.  Peter Boshuijzen