Magazine Logic-Immo : Oost- & West-Vlaanderen, Kust 429 | 页面 120
centrale ligging wordt HanGare een nieuwe ‘place to live’. In totaal zullen
er in het project 51 wooneenheden gerealiseerd worden. De volledige site
is ook autoluw, de parkeergelegenheden bevinden zich ondergronds. De
verkoop is nog maar pas gestart, maar de belangstelling is zeer groot. . Ook
op de BIS-beurs (stand 1284) zijn we aanwezig met de maquette, zodat de
bezoekers er ook “HanGare” kunnen ontdekken.” Volgens Eline Ampe tonen
deze voorbeelden aan dat het wel degelijk mogelijk is om voor duurzame
stadsvernieuwing te zorgen. “Voor de meeste mensen is het steeds afwegen
tussen stedelijk en landelijk wonen. Een vernieuwingsproject moet in deze
zin de combinatie maken tussen comfortabel wonen met ecologische toets,
en ertoe bijdragen dat de auto niet langer voor elke verplaatsing nodig is.”
Jean-Marc Vandersmissen en Eline Ampe vinden groen en mobiliteit in ieder
geval belangrijker dan de technologische hype van de “smart city”. “Niet dat
dit niet belangrijk is”, zegt Jean-Marc Vandersmissen, “want met sensoren is
bijvoorbeeld heel veel mogelijk op het vlak van domotica, maar technologie
© Tondelier
is niet de kern van de zaak.” Steden zijn het volgens Eline Ampe aan zichzelf
verplicht om te investeren in technologie voor mobiliteit, veiligheid en
preventie, maar ze pleit er wel voor om dat geleidelijk te laten gebeuren,
vooral in het kader van het respect voor de privacy. “We beleven in ieder
geval heel boeiende tijden. Zoals de behoeften van mensen evolueren zal
Vlaanderen blijven evolueren in het kader van ruimtelijke ordening. Gelukkig
zijn we niet allen gelijk, ook de woongelegenheden niet. Dat maakt onze job
leuk en gediversifieerd. Alle dagen leren we bij en kunnen we onze passie
voor “wonen” overmaken aan de eigenaars en potentiële kopers. Voor de
grote doelgroep die in de stad wil wonen, bieden stadsvernieuwingsprojecten
nieuwe kansen, maar er blijven ook mensen die uit de stad weg willen. Zo
blijft de dynamiek op de vastgoedmarkt intact.”
Geert Degrande