4. De
straf staat
in verhouding tot het
gedrag.
Zorg dat je niet uit boosheid of vermoeidheid
of moedeloosheid een kind erg straft voor iets wat
eigenlijk maar heel klein is. Zorg dat de straf ook qua
ernst past bij dat wat het kind heeft gedaan.
5. De straf volgt kort op het gedrag.
Werk niet met uitgestelde straffen. Probeer dezelfde
dag een straf te laten uitvoeren, het liefst zo kort
mogelijk op het ongewenste gedrag. Hoe jonger een
kind is, hoe meer moeite het heeft de link tussen
de straf en het ongewenste gedrag te leggen als er
veel tijd tussen zit. Het heeft geen zin om een jonge
kleuter vandaag te straffen voor iets wat hij gisteren
heeft gedaan.
6. De straf sluit het conflict af.
Je kind moet altijd met een goed gevoel de dag
afsluiten. Dus los het conflict met je kind op voordat
de dag om is. Als het kind eenmaal gestraft is, moet
het ook voorbij zijn. Blijf niet boos of geïrriteerd
16
KidzTori
doen tegen het kind
en laat duidelijk
merken dat je er klaar
mee bent nadat het is
afgesloten.
7. De straf is eerlijk.
De straf geldt alleen voor
de kinderen die ongewenst gedrag vertonen. Spreek
niet alle kinderen aan op het gedrag van één enkeling.
Het is niet eerlijk om alle kinderen te straffen als één
kind iets fout heeft gedaan.
8. De straf is consequent en eenduidig.
Zorg dat de straffen die je hanteert gelden voor
alle kinderen en onder alle omstandigheden. Als
je het vandaag niet accepteert dat kinderen in huis
voetballen, is het niet consequent als dat morgen
ineens wel mag. Zorg dat je regels duidelijk zijn en dat
ze voor iedereen op dezelfde manier gelden. Als een
kind dat nooit ongewenst gedrag vertoont vandaag
iets doet wat niet mag, moet dat kind dezelfde straf
krijgen als zijn of haar broer of zus, die regelmatig
ongewenst gedrag vertoont.