ILONA. #01 | Page 25

25

Daarom heeft lang niet ieder kind een boek. Met als gevolg dat niet ieder kind goed en gemakkelijk kan leren.

Wat hebben deze ondernemers gedaan? Die hebben een sms-gebaseerd programma gemaakt met dit probleem als uitgangspunt. Je kunt naar dit programma sms-en op welke school en in welke klas je zit en wel vak je volgt. Dan stuurt het programma een meerkeuzevraag terug. Als je A terugstuurt en het antwoord klopt, dan komt er een berichtje terug ‘is goed’. Daarna volgt er verdere begeleiding via hetzelfde medium.

Het programma is gratis voor de scholieren. Het project wordt namelijk geregeld door de scholen. Die hebben de inzichten in gegevens en die betalen. Zij worden weer honderd procent gesponsord door Safaricom, de lokale KPN-maatschappij. Die hebben op hun beurt, als commercieel bedrijf, afgedwongen dat zij marketing mogen maken via dezelfde sms-lijn. Op die manier wordt er handel gecreëerd door niet te sponsoren, maar door iets te geven waar ze zelf weer iets uit kunnen halen. Ze investeren. Dat is de leuke kwinkslag die in hulp en handel zit. In plaats van sponsoren, investeren.’

Het Nailab zelf creërt werkgelegenheid en economische groei. Het is dus eigenlijk een social enterprise, maar kan daarmee prima winst maken.

Accenture heeft dit project dus mede op kunnen zetten door samenwerking met een ngo. Daar is geen overheid aan te pas gekomen?

‘De Nederlandse overheid is er niet direct bij betrokken geweest, nee. De Keniaanse overheid loopt op de onze voor, wat dat betreft. Zij hebben een heel ander concept dan geld geven. De Keniaanse overheid heeft een opdracht uitgezet om dit concept uit te rollen over Nairobi en de rest van het land. Een commerciële opdracht dus. Op die manier heeft de Keniaanse overheid het Nailab ingehuurd om dit project uit te voeren in Nairobi. Dit is een heel andere manier van ondersteunen, op een commerciële manier in plaats van geld injecteren.

Hoe komen jullie dan aan alternatieve financiering?

‘Wij hebben juist zelf een soort revolverend fonds hebben opgezet, gelijkend aan dat van de overheid. Om de simpele reden dat heel veel lokale bedrijfjes in ontwikkelingslanden een financiële startup nodig hebben. Je moet zorgen dat je een computer kan kopen, dat je je kaartjes kan drukken, enzovoort. Heel veel van deze jonge startende ondernemers hebben geen geld. Die kunnen geen duizenden dollar ergens vandaan halen om dat te gaan doen. Zij hebben een zogenaamd seed capital nodig. Dat is een eenmalige investering die een bedrijf doet in de start van een nieuw bedrijf.

Wij zijn bezig om een fonds te creëren van enkele tienduizenden dollars waarbij die startende partijen drieduizend euro kunnen lenen. Op het moment dat zij succesvol zijn moeten ze dat terugbetalen. Het aandeel wat je in dat bedrijf hebt gekregen gaat dat fonds weer vullen. Het wordt vanzelf groter en groter. Je voedt de investeringen, alleen het probleem is dat zij pas over een jaar of vijf à zes dividend kunnen uitbetalen. Je moet die tijd overbruggen, door te starten met zo’n fonds. Wij zijn op precies die manier al bezig. Dit is op microniveau wat onze overheid op macroniveau wil bereiken.

Ik vind het jammer dat de overheid zo’n fonds in het leven moet roepen om bedrijven, zoals Accenture, aan te zetten om te gaan investeren in ontwikkelingslanden. Bedrijven zouden het namelijk ook zelf kunnen doen. Het is blijkbaar nodig in Nederland. Maar het zou anders kunnen.

Zou de Westerse zakenwereld het stokje van de ontwikkelingssector dan moeten overnemen?

‘Niet helemaal. Je hebt spoedeisende hulp: eten, tenten, dekens wanneer er een ramp is gebeurd en je moet helpen. Daar zijn overheden voor. Daarvoor hebben wij afgesproken met de Westerse wereld dat er een bepaald percentage altijd beschikbaar gesteld wordt voor noodhulp. Alleen er zit een bepaald component in dat wij ontwikkelingshulp noemen, dat eigenlijk economische ontwikkeling is. Kenia is wel wat verder dan een hoop andere Afrikaanse landen. Dat is redelijk aan het ontwikkelen. Zij zeggen: geef me kennis, geen geld. Op het gebied van economische ontwikkeling zou deze zogenaamde ontwikkelingshulp 2.0 dus beter werken dan de ontwikkelingshulp 1.0, om het maar zo te noemen.

Kennis geven in plaats van geld is dus de manier om economische ontwikkelingshulp te bieden?

Een mooi voorbeeld uit de praktijk. Ik sprak met mijn collega Sam Gichuru. Hij is opgegroeid in de sloppenwijken. Hij heeft heel hard gewerkt, is ondernemer geworden en heeft nu een huis, twee auto’s en kinderen die naar school kunnen. Die heeft het daar gemaakt in het leven. Één van de gesprekken die ik met hem heb gehad ging over Westerse ontwikkelingshulp.

Hij zei: ‘Ik snap die goede doelen, zoals jullie het noemen, helemaal niet. Als je een rijstzak naar iemand toe brengt die honger heeft, dat is een probleem oplossen dat vandaag bestaat. Het is één hengel geven in plaats van een net. Die hengel heb je af en toe nodig anders kun je niet eten. Maar wat wij nodig hebben is niet het geld, we hebben jullie kennis nodig. Help ons te begrijpen hoe je een goed bedrijf opzet, of hoe je financiële constructies opzet om dit soort bedrijfjes op lange termijn te waarborgen. Help ons te begrijpen hoe je een internationale markt aanboort. Help ons succesvol worden en help ons niet met sponsorgeld. We willen van jullie leren en niet van jullie profiteren.’

Dat is denk ik precies de vorm van ontwikkelingshulp waar mevrouw Ploumen naar toe wil gaan: 2.0. Zoals ik het interpreteer zeggen de Kenianen: help ons in welke vorm dan ook, niet tegen onze kostprijs, help ons om die volwassenheid te creëren zodat we het daarna zelf kunnen doen. Dat komt heel erg terug in het Nailab en wat Accenture doet voor het Nailab.’

Dit artikel is gemaakt in opdracht van Accenture

Jeroen Louman - Accenture