History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends De Familie Scheerlinck | Page 47
Kerksken, Oost Vlaanderen
Hoewel in Kerksken overblijfselen gevonden werden die wijzen op bewoning tijdens de GalloRomeinse periode, was de heerlijkheid Kerksken tot de 17e eeuw nauwelijks meer dan een schaars
bewoonde uithoek van Haaltert. Het aantal inwoners wordt geschat op 100 in de 13e eeuw,
evoluerend naar 300 tegen het jaar 1570.
Vanaf halverwege 16e eeuw begint een uitermate donkere periode in onze geschiedenis: oorlogen,
omwentelingen, opstanden, strenge winters, mislukte graanoogsten, verwoestende epidemieen … er
lijkt geen einde te komen aan de miserie van de mensen. In 1529, 1634-1638 en 1667-1669
bijvoorbeeld slaat de pest toe in Kerksken en in 1581 plunderen rondtrekkende geuzen-benden de
kerk en branden haar af. Op dat ogenblik wonen er trouwens mogelijks niet meer dan een tiental en
alleszins minder dan 50 mensen in gans Kerksken: de bevolking werd in 1579 immers haast volledig
uitgeroeid door de “sudor Anglicus” (zie volgend hoofdstuk).
De oudste bronnen over Kerksken stamen uit Haaltert, waar melding gedaan wordt van de oprichting
in 1046 van een Collegiaal Kapittel dat ook zeggenschap had over de Sint Martinusparochie van
Kerksken. Officieel is er voor het eerst sprake van “Kerkescen” in een charter van de Sint
Pietersabdij uit 1125.
Aan het hoofd van de heerlijkheid stond de heer of zijn afgevaardigde: de baljuw.
De oudst gekende heer van Kerksken is Jan Damman uit Gent. Van hem weten wij dat hij in 1532
een hoeve verhuurt in Kerksken aan Lieven De Wulf. In 1677 is het leen eigendom van Karel Antoon
van Liedekerke, burchtgraaf van Belle en heer van Akeren. In September 1686 verkoopt die het aan
Karel Frans Pieters, heer van Westergem en Walhove en vervolgens komt het, via overerving in de
handen van de familie de Coninck.
De kleine heerlijkheid Kerksken heeft een leenhof, “De Wauterinck” genoemd, vrij vertaald: “bezit van
Wouter”, dat begin 17e eeuw voor het eerst vernoemd wordt in een officieel document. Vermoedelijk
was de leenheer toen reeds de heer van Aalst, omdat wij weten dat in de 18e eeuw leenhulde
gebracht werd aan het leenhof Ten Stene te Aalst.
47