36
“ We zitten in As , in zak en as ”, probeer ik de sfeer een beetje te verlichten . Ik krijg Jelle aan het lachen en neem hem mee naar een hotel aan de overkant van de straat . Terwijl we een koffie drinken , speelt zich buiten een strijd af tussen de moedige ochtendzon en de koppige mist . Het is nog onduidelijk wie er gaat winnen , maar ik zet mijn geld toch in op de zon ! En jawel , een dik half uur later rinkelt de kassa . De mist laat eindelijk zijn grip op de met graffiti bespoten locomotieven los , en laat de krachtige zon haar licht schijnen op een houten uitkijktoren van 31 meter hoog . Het is eigenlijk een knipoog naar de eerste boortoren , want hier ontdekte André Dumont in 1901 steenkool . Leve André Dumont en leve de zon , want dankzij die twee zie ik vanop de top van de toren een boslandschap ontwaken met in de verte mijnterrils waarvan alleen de toppen zichtbaar zijn . Rond de rest van de heuvels is een sluier van mist gedrapeerd . Jelle brult als een aap . “ Precies Gorillas in the Mist ”. De sfeer zit intussen helemaal goed .
Urbexers Ik gebruik de toppen van de mijnterrils als mikpunt en duik dwars door de bossen richting het stadion van KRC Genk . Er is vandaag geen voetbalwedstrijd , dus valt hier ook geen bal te beleven . De beleving vind ik een beetje verderop , in Thor Park . Het erfgoed- en technologiepark bevindt zich aan de voormalige André Dumont Koolmijn van Waterschei en is tegenwoordig een van de toegangspoorten tot Nationaal Park Hoge Kempen . Hier fiets ik onder een indrukwekkende schachtbok die symbool staat voor de herbestemming van wat ooit een grauwe steenkoolmijn was .
De site trekt nu zelfs urbexers aan . “ Wij komen helemaal uit het noorden van Nederland . We moeten wel , want bij ons wordt het verleden letterlijk plat gegooid .” Dave , in camouflagepak gehesen , en Patrick komen bijna wekelijks naar ons land om foto ’ s te nemen van ‘ verlaten ’ industriële sites . “ Met de zon die vandaag zo ’ n mooie schaduwpartijen op deze machtige gebouwen gooit , ben ik een gelukkig man ”, zegt Patrick . De zon doet zijn brede glimlach nog meer shinen en maakt zijn camouflagepak nu helemaal nutteloos . “ Nou , ik draag het enkel omdat het me warm houdt ”, lacht hij opnieuw .
Langs de Stiemerbeek baan ik me een weg richting het centrum van Genk . Het is marktdag . Genkenaars van diverse pluimage slenteren goedgeluimd langs talloze kraampjes . Een geurenmix van gebraden kippen en exotische kruiden kruipt in mijn neus en doet mijn maag grommen . In Ali Baba – ‘ Voor iedereen die echt lekker wil eten !’ – duw ik een ( inderdaad ) echt lekkere dürüm achter de kiezen . Met een volle maag en goesting in wat cultuur fiets ik verder langs het parcours naar het Emile Van Dorenmuseum . De Brusselse landschapsschilder ( 1865-1949 ) werd aangetrokken door de uitgestrekte heide met moerasgebieden en spiegelende vijvers en kreeg in de centrumrand van Genk zijn eigen museum . Helaas . De deuren openen pas om 13.30 uur . Zo veel geduld heb ik niet , want ik heb een sterk vermoeden dat de zon Kattevennen zal betoveren .
‘ IK FIETS ONDER EEN INDRUKWEKKENDE SCHACHTBOK DIE SYMBOOL STAAT VOOR DE HERBESTEMMING VAN DEZE MIJNTERREINEN .’