FRITS Magazine 40 september 2015 FRITS 41 december 2015 | Page 29

INTERVIEW ik: ik ben een geluksvogel. Ik heb hooguit een zwaar jaar. Miljoenen mensen hebben dat meegemaakt en zijn er ook doorheen gekomen. DE TOEKOMST Ik denk niet meer dat ik volgend jaar dood ben. Maar ik denk ook niet meer dat ik het eeuwige leven heb. Want mijn lichaam kan kankercellen aanmaken, dat staat nu vast. Ik houd er rekening mee dat dat opnieuw kan. Die angst sluipt erin. Mijn referentiekader is mijn schoonzus, bij haar werd zes jaar na de borstkanker opnieuw kanker vastgesteld, in de botten. Die ervaring laat me niet los. Mijn perspectief is misschien maar tien tot vijftien jaar, net als zij had. Ik ben in mijn hoofd met die komende vijftien jaar bezig. Hoe wil ik die invullen? Ik vond altijd dat ik nog wel iets meer kon doen. Kom maar op met die hooivork. Nu denk ik: ‘Wil ik vijftig tot zestig uur per week blijven werken?’ Dit is een fantastische baan waarin ik veel kwijt kan van wat ik belangrijk vind in mijn vak. Maar hij is allesverslindend. Mijn man is al acht, negen jaar thuis. Hij heeft op latere leeftijd kinderen gekregen, hij wilde graag de rol van opvoeder op zich nemen. Door die keuze kreeg ik de ruimte om mij op het werk te storten. Op het moment scharrelen wij samen een beetje in en rond het huis. Dat is van grote waarde, merk ik. Zouden we dat niet vaker moeten doen, ook als ik niet meer ziek ben? Ik ben niet het type dat door een life event als dit het roer ineens rigoureus omgooit. Het is nu ook niet het moment om deze vragen te beantwoorden. Dat hoef ik niet van mezelf. Ik heb nu nog zo veel energie nodig voor de behandeling zelf. Ik ben nu bijna aan het einde van de chemotherapie en mijn wereld wordt langzamerhand weer groter. In januari de operatie, daarna bestraling en nog jaren hormonen slikken. Ik kijk uit naar de laatste chemo. Maar het is ook eng om deze bubble te verlaten. De chemo is nu vertrouwd terrein. Ik word bij de hand genomen en leef week bij week. De volgende stap is onbekend, dat maakt onzeker. Wat als die borst er toch helemaal af gaat? En daarna? Dan moet ik het gewone leven zelf weer oppakken en deze ervaring een plek geven. Ik word er een beetje bang van. DE GEVOLGEN Ik heb de ziekte niet alleen. Iedereen in mijn omgeving heeft het en moet zich aanpassen. Ik zorg samen met mijn zus voor mijn moeder, wij wonen met onze gezinnen naast elkaar en mijn moeder woont in een appartementje bij ons achter in de tuin. Nu ik ziek ben, komt er veel meer op mijn gezin en mijn zus neer. Gelukkig kunnen we ook wat meer professionele hulp inschakelen. Mijn moeder is oud en kwetsbaar. De dood van mijn vader een paar jaar terug heeft het fragiele evenwicht dat ze samen in hun laatste levensfase hadden gevonden, onderuit getrokken. Zij is natuurlijk niet meer de vrouw van vroeger, de creatieve en energieke huisvrouw die volop boetseerde en schilderde en aan het hoofd stond van een vrijgevochten, enigszins chaotisch gezin. En in deze situatie kan ze niet meer de steun en toeverlaat zijn die ze als moeder graag wil zijn voor haar zieke kind. Daar heeft ze het moeilijk mee. Aan het einde van het leven vindt aftakeling plaats, ik zie dat bij mijn moeder en in mijn werk natuurlijk elke dag. De meeste mensen zien het liever niet. We houden als samenleving liever het beeld vast van competente senioren die het Zwitserleven-beeld naspelen. Het doet pijn en het is moeilijk om te aanschouwen hoe je geliefden kracht en gezondheid verliezen, eenzaam zijn, een andere persoonlijkheid krijgen soms. Hun kinderen, de rest van de familie, kijken weg. Het is wel begrijpelijk, die ander is je vader of moeder niet meer. Welke rol heb je dan zelf? Mijn overtuiging en ook mijn drijfveer is dat je die kwetsbaarheid juist in het volle licht moet zetten. De aftakeling hoort bij het leven, mensen die aftakelen horen in de samenleving en mogen niet worden uitgesloten. Mijn studie psychologie greep me pas toen ik mijn stage in Italië liep in een psychiatrisch ziekenhuis. Want toen stuitte ik op dit thema: wat maakt dat mensen worden uitgestoten, over het hoofd gezien? Hoe kan iemand veertig jaar in een psychiatrische inrichting zitten? En hoe kan dat anders? Wat is er nodig om iedereen, hoe kwetsbaar ook, erbij te laten horen? Daar ben ik eigenlijk nog altijd mee bezig. Ik heb niet alle antwoorden, maar één ding weet ik wel: wegstoppen en doodzwijgen helpt niet. Dat gaat ook op voor mijn pruik, bedenk ik nu. Een kale kop is net zoiets als een kwetsbare oudere: je wilt het niet zien. Maar het hoort bij het leven.” PASPOORT Pink (Ingrid) van Veen Geboren: (28-08-1964) te Eindhoven Basisschool: Veldhoven Middelbare school: Gemeentelijk Lyceum Eindhoven Studie: psycholog ie Universiteit van Utrecht Huidige woonplaats: Eersel Functies: -psycholoog bij instelling voor beschermde woonvormen -beleidsmedewerker bij GGZE -universitair docent Erasmus Universiteit Rotterdam -directeur langdurende zorg bij GGZ Midden-Brabant -lid raad van bestuur Vitalis Nevenfuncties: -Bestuur Karel Geelenfonds/zelfhulporganisatie -Lid Programmaraad Vilans, Kenniscentrum Langdurige Zorg -Lid Raad van Toezicht Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen (RIBW) Brabant -Bestuur stichting Kunst en Dementie Utrecht 029