FRITS Magazine 40 september 2015 FRITS 41 december 2015 | Page 25
INTERVIEW
‘Ik zou
soms de
tijd willen stilzetten
tot ik er
weer ben’
DE DIAGNOSE
HET PERSPECTIEF
„Ik werd vijftig, dus kreeg ik een uitnodiging
om mee te doen aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Ik heb nog twee keer
afgezegd omdat ik vond dat ik het te druk
had. Vlak voor de vakantie ging ik toch maar.
Tijdens de vakantie belde de huisarts. We
zaten net met z’n allen in het zonnetje aan
het ontbijt. Dan weet je meteen waar het over
gaat. Achteraf ben ik wel blij dat mijn hele
gezin er toen bij zat. Want wanneer vertel je
anders je kinderen dat je kanker hebt? Ik vind
het fijn dat ze nu helemaal vanaf het begin
deelgenoot zijn.
Toch was ik nog vrij zorgeloos; ik ging na de
vakantie in mijn eentje naar het ziekenhuis
voor wat ik in mijn hoofd noemde: echopunctie-gesprekje. Ik ging er van uit dat het
hoe dan ook mee zou vallen. Want niemand
in mijn familie heeft kanker.
Die ochtend drong langzaam tot me door
wat er eigenlijk gaande was. Iedereen zat op
een ander spoor dan ik. Het waren van die
kleine dingen. Iemand zei: ‘Goh, bent u alleen
gekomen?’ Ik dacht: ‘Ja, ik moet gewoon
werken straks’. Ik lag op de echotafel, de specialist bleef maar draaien met dat apparaatje.
Ze vroegen of de co-assistent ook even mijn
borst mocht voelen.
De uitslag was een relatief grote tumor en een
uitzaaiing in een lymfeklier. Het kwartje viel
bij mij pas in het gesprek met de verpleegkundig specialist. Op dat moment kon ik
alleen maar denken hoe verschrikkelijk ik het
vond voor mijn man. Hij verloor zijn eerste
vrouw aan kanker. En nu kreeg ik een doodvonnis, zo voelde het.
Ik ben niet meer gaan werken die dag. Ik heb
mijn collega een berichtje gestuurd: ‘Foute
boel, ik ga naar huis’.
De paniek hield wel een paar weken aan. Ik
dacht alles door elkaar. Zoals: ‘Over een jaar
ben ik dood. Ik kan nooit meer werken. Hoe
moet het met de kinderen?’ Mijn man is achttien jaar ouder dan ik, we dachten: ‘Misschien
zijn we er allebei niet meer over een jaar’. De
bodem onder ons bestaan verdween. Hier
stopte het leven, heel beangstigend.
De vanzelfsprekendheid, ook voor onze
kinderen, viel weg. Mijn zoon zei: ‘Nu kan ik
vanavond niet naar de hockeytraining’.
En toch zijn er dan ook al heel mooie
momenten. Je voelt heel intensief hoeveel je
houdt van je gezin en familie. Al het andere
valt weg. We hielden elkaar weer heel stevig
vast en kropen dicht tegen elkaar aan in bed.
Tussen de eerste diagnose en de start van de
behandeling zaten twee of drie weken van
onderzoeken. Dat duurde in mijn beleving
verschrikkelijk lang. Maar tegelijk had ik
die tijd nodig. Om aan het idee te wennen,
me voor te bereiden op de behandeling, de
chaos en angst in mijn hoofd te beteugelen.
Gesprekken voeren met het team van het
MMC Borstcentrum en Googelen, niet té veel.
Kennis helpt.
Een nicht die arts is, zei: ‘Pink het is heel rot
voor je dat je kanker hebt, maar borstkanker
is goed te genezen’. ‘Rot’ is iets anders dan een
doodvonnis, voor mij werkte dat relativerend.
Mooi toch, dat één zo’n woordje je verder kan
helpen.
Dan komt er duidelijkheid. ‘Het wordt een
hele zware behandeling met alle toeters en
bellen, maar we gaan voor genezen’. Ik was
zo blij als een kind. Je krijgt een schema voor
een half jaar chemotherapie. Blokken van
drie weken. En immunotherapie ernaast.
Daarna komt opereren, bestralen en tot slot
hormonen. Maar dat maakt allemaal niets uit.
Het is de weg naar genezing, een houvast, dus
je wilt niets liever dan die weg gaan lopen. Je
verzamelt als vanzelf moed en kracht. Kom
maar op met het circus! Ik denk dat het pure
overlevingsdrang is. Ik hoor dezelfde verhalen van lotgenoten.
Na de diagnose word je in rap tempo patiënt.
Kanker overheerst alles, je lijf, je gedachten
en het r itme van de dag. Ik moest erg mijn
best doen om niet alleen maar meegesleurd
te worden door alles wat er gebeurt, maar een
zelfstandig denkend en handelend persoon te
blijven. Keuzes maken, dingen dóen. Ik heb al
snel mijn haren kort geknipt en daarna mijn
hoofd kaalgeschoren. Daarmee won ik tijd
om er aan te wennen. Ik kocht een pruik en
een bak vol mutsen. Ik heb ook een moslima
aangesproken, zij hebben van die kapjes op
onder hun hoofddoek. Ze stuurde me naar
een winkel waar ik in gesprek kwam met
de eigenaar, die een vader had met kanker.
Ik kreeg ze zo mee, het is de meest gastvrije
winkel van Eindhoven. Dus nu heb ik ook
een hele collectie van die kapjes.
DE OPENHEID
Ik ben naar iedereen open over mijn ziekte.
Ook op Facebook vertel ik over mijn belevenissen. Ik zette er een foto op toen het infuus
onder mijn schouder was aangebracht: kom
maar op met het gif! En ook van een ander
025