FIB NR4 | Page 33

DE STAD vermenigvuldigden. Ze arriveerden ’s morgens met een strenge aktetas op het Centraal Station, wisten welke tram hen naar het westen van de stad vervoerde en namen om vijf uur ’s middags de retourroute. Op de Hoogstraat waren ze nog nooit geweest. Ze wilden hier niet eens wonen. Evengoed gaven ze voeding en fiat aan de herinrichting van stad en haven. Bovendien nagenoeg zonder tegenspraak, omdat de echte Rotterdammer de stad al lang met de staart tussen z’n benen had verlaten. Afgeknapt. Het zou de waarheid geweld aan doen en niet fair zijn om in slotbalans vast te stellen dat de opbouw en de daarop volgende vernieuwingen, die overal majeure wijzigingen teweeg hebben gebracht, de stad onooglijk hebben gemaakt. Er zitten prachtige paradepaardjes bij. Opvallend wel altijd in het aangezicht of rond de slagader van de stad. Met de Kop van Zuid rond het water van de Binnen- en Spoorweghaven heeft men een piqué gemaakt. Dat geldt ook voor de Markthal. Nog mooier zou zijn wanneer men vanaf de terrassen van die hal rechtstreeks op de Sint Laurenskerk zou kunnen kijken. Maar dat uitzicht wordt smerig verhinderd en het is bijna niet uit te leggen hoe. Het oude ss Rotterdam ligt er op het gerenoveerde Katendrecht als een pronkstuk bij De Oude Haven is gezellig, hoewel ook daar de uitvoering van Wittemans esthetiek niet had misstaan. Maar in de oudere wijken is er over het algemeen maar wat aangemodderd op lapmiddelniveau. Als men de bij het bombardement behouden gebleven Parklaan, Het Koningin Emmaplein, delen van de Heemraadsingel en de Westersingel als voorbeelden neemt voor het imponerend bouwen, waarom is er dan na de oorlog en na Witteman nooit meer iemand anders op de gedachte gekomen om die stijl op de Coolsingel te kopiëren? En als de Coolsingel er om welke onnavolgbare reden niet geschikt voor was, waarom dan niet op de Schiedamsedijk? Nu staan er huizen die men aan de straatstenen niet kwijt kan. Waarom is de Blaak zo toegetakeld met betonblokken? Het valt toch niet te ontkennen dat zich geleidelijk rare weeffouten hebben meester gemaakt van het stadshart. De ondraaglijke witheid van het Weena is niet om aan te zien en het waait er altijd, zou Koos Postema zeggen, zelfs als het er niet waait. MISLUKTE TRANSITIES ‘Er is geen stad ter wereld die zijn centrum zo heeft vergooid’, vindt ook transitieprofessor Jan Rotmans. ‘De stad is twee keer gebombardeerd. Eerst door de Duitsers, en daarna door de stedenbouwkundigen en modernistische architecten. Die moeten ze alsnog opknopen aan die hoge gebouwen.’ Au. ‘Er is na de oorlog bij de restauratie voorrang verleend aan de haven en dat is uitgelopen op een ramp’, zegt Rotmans. ‘We hebben twee mislukte transities achter de rug en de derde is de verkleuring. Wie in de jaren zestig de stad heeft verlaten en nu terugkomt, schrikt zich een ongeluk en moet aan de Prozac.’ 'Er is geen stad ter wereld die zijn centrum zo heeft vergooid' Prof. dr. ir. Jan Rotmans, hoogleraar aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit, wil in zijn boek In het oog van de orkaan vooruit naar vroeger. ‘Rotterdam cultiveert altijd het stoere en rauwe karakter, maar heeft daarnaast ook iets heel kwetsbaars en liefs. Rotterdammers zijn ook van de tweede en derde blik. Als je ze leert ken nen, dan merk je dat er bijna geen betrouwbaardere mensen zijn dan zij. Je moet daarom de stad opbouwen aan de hand van die tweede en derde blik. Dat betekent veel meer ruimte maken voor kleinschaligheid, kwetsbaarheid en liefelijkheid, en dat combineren met dat stoere en ruwe. Rotterdam moet daarom veel meer innovatieruimte bieden aan jonge creatieve mensen. Maak bijvoorbeeld een vrijplaats van het Merwe-Vierhavengebied. Er staan daar een stuk of tien iconische panden zoals het Haka-gebouw. Knap die op, geef ze voor een grijpstuiver weg aan jonge creatieven en laat ze hun gang gaan.’ 31