DE STAD
het Park nog een fractie statiger geweest in plaats van met de neus
in de richting van betrekkelijk niemandsland. Het had vanaf het
achterdek een majestueus uitzicht geboden op de bruggen en de
Wilhelminatorens. Nu kijkt men vanaf het achterdek de stad in.
Maar er zijn locaties die veel onbehaaglijker vragen oproepen. Als
de oevers van de Maas de siertuinen van de stad zijn, waarom
bouwt men dan op het Noordere iland reguliere portiekwoningen
die aanleunen tegen de pracht van de historie? Net als áan de
Aelbrechtskolk is dat een roekeloze misser.
Raar, zo niet zelfs verwerpelijk, is bovendien dat de toren van het
Gemeentelijk Havenbedrijf op het meest juwelen puntje van de
stad kon worden gebouwd. De zelfgenoegzaamheid van de
plaatselijke overheid heeft hier wel een erg eenvoudig kontje
gehad. Ook de nieuwe justitietoren heeft een havenuitzicht cadeau
gekregen waarbij men zich kan afvragen of dat niet beter besteed
had kunnen worden. En wat doet een Belastinggebouw op die
geslaagde Laan van Zuid? De Kamer van Koophandel naast
Zadkine? Wat doen in het algemeen kantoorgebouwen en
bankfabrieken op toplocaties?
FEODAAL GERITSEL
Dezelfde artistieke rondbollige schoonheid van die toren van het
GHR, die het oude pand van de Holland Amerika Lijn bovendien
wegdrukt en overschaduwt, had ook een woontoren kunnen zijn.
Zou economisch meer verantwoord zijn geweest. De zwaartekracht van de haven had zich allang naar zee verplaatst toen
de eerste tekeningen voor de toren werden gemaakt.
Achteraf gezien toch tamelijk oud feodaal geritsel om met de wetenschap dat de haven van Rotterdam in
werkelijkheid kilometers ver van het stadshart verwijderd is - zo’n
topic te claimen.
Wie geen idee heeft hoe
vroeger het centrum er
uit zag, krijgt in de
Oude Binnenweg de
herinnering cadeau
In de tijd dat Rotterdam nog zwaar in opbouw zat, werkte de
uitvoerende ambtenarij van het Ontwikkelings- en Havenbedrijf
vrij anoniem aan het Marconiplein. Niet ver van waar ooit Kitje
Kool stond, het standbeeldje van de simpele kolenjongen van de
gebroeders Van Eijsden. De puissant rijk geworden Rotterdammer
Bram van Leeuwen (alias de Prins van Lignac, Nederlands Talen
Instituut, Lekturama) refereerde er vanaf zijn jacht in de Middellandse Zee in elk interview aan. Zolang de ambtenaren van de twee
machtigste stadsorganen nog wisten wie Kitje Kool en Bram van
Leeuwen waren, zat het goed met het juiste gevoel voor de stad.
Maar alles werd anders toen gaandeweg, bijna onontkoombaar, de
nieuw afgestudeerde gemeentelijke stafbeslissers die hun jeugd in
Katwijk of Nieuwkoop hadden doorgebracht zich hier als outsiders
29