FIB NR3 2015 | Page 33

DE STAD tweeduizend noodwoningen gebouwd en inmiddels aan de Goudsesingel 31817 permanente. Om inzicht te krijgen in de hoogte van de uitbetaalde weeksalarissen van de gemiddelde hardwerkende Rotterdammer in de opbouwjaren, zien we in 1950 in elk geval wat hij betaalt. Bij het warenhuis H. Martens & Co aan de Statenweg kost een echte brandweer- en politiebretel 2,98 (gulden) en een interlock-hemdje 56 cent. Maar chique maisleren handgestikte herenhandschoenen in de uitverkoop inmiddels al 8,98. Normaal zelfs vijftien gulden, hoewel je dat toen al met een korreltje zout moest nemen. Voor de beroemde grote maten corsetten van effen stof met zijsluiting en veter, waarvan de tegenwoordige jeugd geen idee heeft welke dienst die deden, betalen forse dames bij De Bijenkorf 9,98. In 1946 kunnen voor dat bedrag drie personen naar een avondje van The Ramblers en dan is er nog een gulden over voor consumptievertier. Er zijn meer prijzen, aanbiedingen en vacatures die fascineren en bewijzen dat er niet alleen sprake is van een stenen wederopbouw. De suikerwerkfabriek Jamin in Crooswijk schreeuwt om meisjes. Voetbalscheidsrechter Dirk Nijs werkt er ook en zou later zeggen: ‘Je hoefde er niet perse een adonis te zijn, er waren er daar duizend en altijd wel een paar die je leuk vonden.’ Achter Jamin, in de oude polder Rubroek, is de veemarkt en vandaar op loonafstand het abattoir. De prijs per kilo voor een vette koe is gemiddeld twee gulden. Een graskalverkilo kost twintig cent meer en één kilo slachtpaard 1,25. Dierenactiviste Marianne Thieme kan met terugwerkende kracht de herinneringsfilmpjes op YouTube maar beter mijden. Er hing een rare mystiek over die wijk, vooral door die enorme begraafplaats en die dagelijkse lijkstoeten over de Crooswijkseweg, en als het welgestelde dooien waren ook nog eens met zes paarden er voor. ‘Als kind kind draaide je maag om als je die beesten het abattoir naar binnen zag gaan, hun einde tegemoet. Daar is wat afgemoord', vertelt de jazz-zangeres Rita Reys in het boek Kanjers, Culthelden & Engnekken. Het zal de reislustige Prins Bernhard worst zijn, want op de dag van de nieuwe kiloprijzen (2 januari 1950) komt hij met eigen ogen zien dat de haven van Rotterdam sneller voltooid is dan de stad. Een uurtje later gaat hij heerlijk varen met een smaldeel, dat op de West aankoerst. Een van zijn vele vrijgezellenreisjes. Hij scheept in op de Parkkade en het vliegdekschip Karel Doorman brengt hem naar zee. Wat de bedoeling van de trip is, meldt niet één krant. Maar waarschijnlijk is die bedoeling er ook niet. In 1949 zijn inmiddels 11.448 binnengevaren schepen geregistreerd, terwijl de tonnage (21 miljoen) alweer vijf miljoen hoger is dan in 1948. De groei is merkbaar. In de voetbalwereld ook, want daar komt het eerste zwarte geld als een tapijt op de handpalm te rusten. Sparta in het nauw, koopt Landman en Terlouw. Zelfs het RN verhult niet dat er in sommige branches inmiddels weer dik verdiend wordt. De heren van Het Kasteel hebben in 1949 een beroerd seizoen afgesloten en danken de continuering van het eersteklasseschap aan één doelpunt van hun rechterschicht Tonny van Ede. En om een herhaling van die malaise te voorkomen laat de Crooswijkse sokkenhandelaar Jaap Vollebregt met twee briefjes van duizend zijn eerste welvaart zien. TRANENDAL Duizenden Nederlanders wachten die welvaart niet af en vertrekken in dat jaar als eersten naar Australië en Canada. Woningnood, sombere economische toekomstperspectieven en angst voor een derde wereldoorlog zijn de belangrijkste motieven, die aan de exodus ten grondslag liggen. Het wordt jarenlang daarna één groot repeterend tranendal aan de Wilhelminakade bij het vertrek van de Holland Amerika Lijnschepen, maar premier Willem Drees heeft het met de oprichting van de Stichting Landverhuizing Nederland zelf geënthousiasmeerd. In zijn nieuwjaarstoespraak van 1950 zegt hij: ‘Een deel van ons volk moet het aandurven zijn toekomst te zoeken in grotere gebieden dan eigen land.’ Hij laat het koningin Juliana in haar latere troonrede herhalen: ‘De snelle bevolkingsgroei en de beperkte oppervlakte van onze beschikbare grond vereisen een krachtdadige bevordering van de emigratie.’ In totaal zullen er tussen 1947 en 1963 ongeveer 410.000 Nederlanders, eerst met de Sibajak, de Veendam en de Volendam, later door de lucht, zich onttrekken aan de wederopbouw van hun eigen land: 147.000 naar Canada, 119.000 naar Australië, 76.000 naar de Verenigde Staten, terwijl nog eens 68.000 emigranten zich verspreiden over Zuid-Afrika, Nieuw Zeeland en Brazilië. Het merendeel tussen 1953 en 1957, precies in het tijdsbeeld waarin de Rotterdamse Tram Maatschappij afscheid neemt van wat bij een moderner geworden stad niet meer past: de stoomtram. In Rotterdam-Noord noemen ze ‘m “de bullebak van Zuid” en in Zuid zelf “de moordenaar”. Het is het gammele, veel ongelukken veroorzakende Rosestraattreintje dat de cabaretier Gerard Cox in zijn kinderjaren naar zijn chansonstrand brengt, Rockanje. Reistijd: lang. Prijs: goedkoop. Garantie: t