DE STAD
tweeduizend noodwoningen gebouwd en inmiddels aan de
Goudsesingel 31817 permanente.
Om inzicht te krijgen in de hoogte van de uitbetaalde weeksalarissen van de gemiddelde hardwerkende Rotterdammer in de
opbouwjaren, zien we in 1950 in elk geval wat hij betaalt. Bij het
warenhuis H. Martens & Co aan de Statenweg kost een echte
brandweer- en politiebretel 2,98 (gulden) en een interlock-hemdje
56 cent. Maar chique maisleren handgestikte herenhandschoenen
in de uitverkoop inmiddels al 8,98. Normaal zelfs vijftien gulden,
hoewel je dat toen al met een korreltje zout moest nemen. Voor de
beroemde grote maten corsetten van effen stof met zijsluiting en
veter, waarvan de tegenwoordige jeugd geen idee heeft welke
dienst die deden, betalen forse dames bij De Bijenkorf 9,98. In
1946 kunnen voor dat bedrag drie personen naar een avondje van
The Ramblers en dan is er nog een gulden over voor consumptievertier.
Er zijn meer prijzen, aanbiedingen en vacatures die fascineren en
bewijzen dat er niet alleen sprake is van een stenen wederopbouw.
De suikerwerkfabriek Jamin in Crooswijk schreeuwt om meisjes.
Voetbalscheidsrechter Dirk Nijs werkt er ook en zou later zeggen:
‘Je hoefde er niet perse een adonis te zijn, er waren er daar duizend
en altijd wel een paar die je leuk vonden.’
Achter Jamin, in de oude polder Rubroek, is de veemarkt en
vandaar op loonafstand het abattoir. De prijs per kilo voor een
vette koe is gemiddeld twee gulden. Een graskalverkilo kost twintig
cent meer en één kilo slachtpaard 1,25. Dierenactiviste Marianne
Thieme kan met terugwerkende kracht de herinneringsfilmpjes op
YouTube maar beter mijden. Er hing een rare mystiek over die wijk,
vooral door die enorme begraafplaats en die dagelijkse lijkstoeten
over de Crooswijkseweg, en als het welgestelde dooien waren ook
nog eens met zes paarden er voor. ‘Als kind kind draaide je maag om
als je die beesten het abattoir naar binnen zag gaan, hun einde
tegemoet. Daar is wat afgemoord', vertelt de jazz-zangeres Rita
Reys in het boek Kanjers, Culthelden & Engnekken.
Het zal de reislustige Prins Bernhard worst zijn, want op de dag van
de nieuwe kiloprijzen (2 januari 1950) komt hij met eigen ogen zien
dat de haven van Rotterdam sneller voltooid is dan de stad. Een
uurtje later gaat hij heerlijk varen met een smaldeel, dat op de
West aankoerst. Een van zijn vele vrijgezellenreisjes. Hij
scheept in op de Parkkade en het vliegdekschip Karel
Doorman brengt hem naar zee. Wat de bedoeling van
de trip is, meldt niet één krant. Maar waarschijnlijk is die bedoeling
er ook niet.
In 1949 zijn inmiddels 11.448 binnengevaren schepen geregistreerd, terwijl de tonnage (21 miljoen) alweer vijf miljoen hoger is
dan in 1948. De groei is merkbaar.
In de voetbalwereld ook, want daar komt het eerste zwarte geld als
een tapijt op de handpalm te rusten. Sparta in het nauw, koopt
Landman en Terlouw. Zelfs het RN verhult niet dat er in sommige
branches inmiddels weer dik verdiend wordt. De heren van Het
Kasteel hebben in 1949 een beroerd seizoen afgesloten en danken
de continuering van het eersteklasseschap aan één doelpunt van
hun rechterschicht Tonny van Ede. En om een herhaling van die
malaise te voorkomen laat de Crooswijkse sokkenhandelaar Jaap
Vollebregt met twee briefjes van duizend zijn eerste welvaart zien.
TRANENDAL
Duizenden Nederlanders wachten die welvaart niet af en vertrekken in dat jaar als eersten naar Australië en Canada. Woningnood,
sombere economische toekomstperspectieven en angst voor een
derde wereldoorlog zijn de belangrijkste motieven, die aan de
exodus ten grondslag liggen. Het wordt jarenlang daarna één groot
repeterend tranendal aan de Wilhelminakade bij het vertrek van de
Holland Amerika Lijnschepen, maar premier Willem Drees heeft
het met de oprichting van de Stichting Landverhuizing Nederland
zelf geënthousiasmeerd. In zijn nieuwjaarstoespraak van 1950 zegt
hij: ‘Een deel van ons volk moet het aandurven zijn toekomst te
zoeken in grotere gebieden dan eigen land.’ Hij laat het koningin
Juliana in haar latere troonrede herhalen: ‘De snelle bevolkingsgroei en de beperkte oppervlakte van onze beschikbare grond
vereisen een krachtdadige bevordering van de emigratie.’
In totaal zullen er tussen 1947 en 1963 ongeveer 410.000
Nederlanders, eerst met de Sibajak, de Veendam en de Volendam,
later door de lucht, zich onttrekken aan de wederopbouw van hun
eigen land: 147.000 naar Canada, 119.000 naar Australië, 76.000
naar de Verenigde Staten, terwijl nog eens 68.000 emigranten zich
verspreiden over Zuid-Afrika, Nieuw Zeeland en Brazilië. Het
merendeel tussen 1953 en 1957, precies in het tijdsbeeld waarin
de Rotterdamse Tram Maatschappij afscheid neemt van wat bij een
moderner geworden stad niet meer past: de stoomtram. In
Rotterdam-Noord noemen ze ‘m “de bullebak van Zuid” en in Zuid
zelf “de moordenaar”.
Het is het gammele, veel ongelukken veroorzakende Rosestraattreintje dat de cabaretier Gerard Cox in zijn kinderjaren naar zijn
chansonstrand brengt, Rockanje. Reistijd: lang. Prijs: goedkoop.
Garantie: t