52
30 JAAR FRIENDS IN BUSINESS
COEN MOULIJN WAS EEN
HELD, MAAR BIJ DIE
RUSSISCHE STAATSGREEP
WEL ÉÉN OP SOKKEN
Begin dit jaar interviewden we grondlegger Jan D. Swart (71) over het ontstaan
van ons magazine, de rol van de kleinzoon van Stan Laurel daarin, de korte link
met Feyenoord, de eerste zakenmensen die zich bij de zakencommunity
aansloten en de legendarische cruises. Maar Swart was nog lang niet uitverteld…
Je eindigde in januari bijna lyrisch over
expediteur Cees Monden…
‘Omdat deze man het oude succesvolle Rotterdamse zakenleven
symboliseerde, dat tegenwoordig vrijwel niet meer bestaat. Hij was
voor zichzelf begonnen, had geen kantoor, maar wel een telex op z’n
slaapkamer. Hij had ook geen auto, maar een brommer. Zijn vrouw
maakte de facturen, want Cees schreef Nederlands achterstevoren.
Maar iedere klant vond hem gezellig en in no time had hij in de
expeditie een enorm klantenbestand.’
Ging dat écht zo?
‘Ik romantiseer er geen letter van. Op die manier zijn héél veel
Rotterdamse jongens groot geworden. De haven werd gekenmerkt
door bedrijven waarvan één man zowel de roerganger als de uitvinder
was. Nu heb je alleen maar doctorandussen, veelal als zetbaas. Ze
kennen de Ballentent, dat nog net wel, maar ik bedoel: ze weten niet
dat het een oud douanekantoortje is geweest waar de in- en uitvoer-
rechten nog redelijk onderhandelbaar waren. En dan zeg ik het netjes.’
Dat waren dus geen mannen voor kleine digitale
verhalen. Dat waren mannen om boeken over te
schrijven.
‘Omdat ze net zo makkelijk over hun succes als over hun zeperds
vertelden. Theo was een van de eerste mannen achter de experi-
mentele reclame op de wolken. Coca-Cola en dan hoog in de lucht.
Het liep als een tierelier. Prompt startte hij een filiaal aan de kust in
Spanje. Een kantoor met tien man personeel. Tot hij na drie weken
tot de ontdekking kwam dat er in Spanje geen wolken waren.
Prachtige man! Zijn jacht lag in de haven van Willemstad en hij had
’s zomers een vaste plek op het terras van het restaurant recht
tegenover zijn ligplaats. Toen die op een avond bezet was, kocht hij
de volgende dag het hele restaurant.’
Ging hij ook mee met de cruises van FRIENDS IN
BUSINESS?
‘Wijlen Theo Stuyvers is ook zo’n voorbeeld. Hij was glazenwasser in
loondienst en op een dag zei hij tegen Fien, z’n vrouw: “Vanaf morgen
moet je mee, want ik ben voor mezelf begonnen.” Niet om ramen te
zemen, maar om gebouwen schoon te maken. Ook het nieuwe Ahoy’
haalde hij als klant binnen. Op de avond voor de opening komt de
directeur een trap af, ziet Theo vegen en poetsen en zegt: “En? Wat
denkt u? Komt het af?”
Waarop Theo, die de grote baas helemaal niet kende en er eigenlijk de
pest in had dat die vent die vraag stelde, antwoordde: “Als je meehelpt
wel.”’ ‘Nee, dat vond Fien dan weer te decadent. De zeevarenden waren
de toeristisch ingestelde zakenmensen. Met een tender naar de San
Blas-eilanden. Stuk voor stuk niet groter dan ons eigen Tiengeme-
ten. Eén was er niet bewoond. Daar woonden boze geesten. De
laatste toerist, zei de reisleider, die de verleiding niet had kunnen
weerstaan, was er ondersteboven gecremeerd nog voordat hij zich
had kunnen voorstellen. Dat hoefde zo’n man maar één keer te
vertellen en daarna had hij geen kind aan die Rotterdammers. Er
was voor alle eilandjes één school, één apotheek en één hospitaal
en in alle gevallen kon de wind erdoorheen waaien. Niet zelden valt
een hut spontaan om, zei de reisleider. Toen wilde iedereen veilig in
het midden lopen. Zo’n groep gaf grote saamhorigheid. Ze waren
wel uit op avontuur, maar altijd weer blij als ze achter op het dek
konden klaverjassen.’
Hoe liep dat af? Nog meer mooie cruiseverhalen?
‘Tien jaar later was Stuyvers de grote sponsor van de Zesdaagse in
Ahoy’. Hij had toen tienduizend schoonmakers in dienst.’ ‘De meest spectaculaire was naar het Russische Sint-Petersburg,
dat toen nog Leningrad heette. Op de dag dat we er moesten
Dan moet je meer van die mannen hebben gekend...