FIB NR2 2016 | Page 85

83 Sandberg) eens in de zoveel maanden naar Rotterdam kwam, las hij de jonge redactie voornamelijk de les. ‘Bovendien in doodse stilte’, vertelt de nu 84-jarige Jan Maneij (voorheen Vroegindeweij). ‘En met een nerveuze redactiechef naast hem. Die haalde elke dag vis op het moment dat er een ploegje zat te klaverjassen. Maar als Sandberg kwam mocht er geen vislucht geroken worden en moesten de speelkaarten in de la.’ De stadseditie van Het Rotterdams Parool zit in vergelijking met Schiedam en Vlaardingen qua redactionele bezetting aanmerkelijk ruimer in zijn vel. Het volume schommelt in de jaren zestig rond de twintig man. Chef is Frans van Nieuwenhuijze, een oud militair. Zijn glazenkooi in de hoek van het redactielokaal werd de soldatenkamer genoemd. ’Eén keer per ochtend kwam Frans naar buiten, haalde z’n broek op tot ver over zijn navel en riep: bliksemen. Dan moest er vergaderd worden’, weet Jan Maneij. ‘Op zijn bureau lagen dan uitgeknipte knipsels uit andere kranten. Maar óók een briefje waarop de lunch besteld kon worden. En die moest uit vis bestaan. Van Nieuwenhuijze ging die zelf halen bij De Vries op de Oude Binnenweg. Jarenlang vonden we dat een humanitaire weldaad. We hoefde alleen maar te betalen. Hij deed de boodschap. Totdat bleek dat De Vries een zegeltjessysteem had en de chef dus gratis blikjes zalm kreeg. Eén keer is ie in paniek geraakt. Toen had hij thuis een verjaardag en kwam hij tien zegeltjes te kort. Toen vroeg hij zelfs Dick van den Polder om vis te eten.’ Er is in de ochtenduren op de redactie van het HRP een wonderlijke transmissie tussen Rotterdam en Amsterdam. Urenlang rinkelt er een ouderwetse veldtelefoon uit het leger. Er zijn er twee die eraan slingeren. In Rotterdam Karel Koolhoven, en in de Wibautstraat in Mokum Nico van der Maat. De laatste is een Amsterdammer. Bovendien een humorist. ‘Als sportredacteur Dick van den Polder tien minuten voordat de krant ging zakken nog een belangrijk Feyenoord-bericht wilde meenemen’, vertelt Jan Maneij, ‘en Agnes van Gool als telexiste dit met een enorme snelheid had ingetikt, vroeg Dick nerveus via de veldtelefoon aan Nico of zijn primeur was aangekomen. Maar dan zei Nico niet: “k heb het al naar de zetterij gestuurd en het komt zelfs op de voorpagina”, nee, dan zei hij: “é Dick, gezellig, jouw een keertje aan de lijn.” En gelijk daarachter aan: “oetbal jij zelf nog?” en voordat Van den Polder dan iets kon terug zeggen, begon Nico te vragen hoe het met mij was en met chef Frans Nieuwenhuijze. En dan zag ik, op twee meter van die veldtelefoon, Van den Polder helemaal rood aanlopen van de zenuwen, want die dacht: Daar gaat mijn primeur.’ ‘Dick van den Polder was wereldberoemd in Rotterdam’, aldus Jan Maneij. ‘Hij was twee even beroemde sportjournalisten opgevolgd. Eerst Rien Bal. Daarna Piet Heijster. Dick was zó serieus dat hij mij een keer een maand lang niet heeft aangekeken. Dat kwam omdat ik een foto van een wedstrijd van Fortuna Vlaardingen van een verkeerd onderschrift had voorzien. Het was een foto van een veldruzie, maar ik kende die spelers niet. Toen schreef ik: “Heren, heren, er is al genoeg ellende op deze wereld.” Dat vond Dick een journalistieke blamage, terwijl ik toch zo mijn best had gedaan. Nico van der Maat heeft zich er toen nog sterk voor gemaakt dat ik er de Pulitzerprijs mee zou winnen. Ook als bewijs dat onze kleine redactie boordevol humor en talent zat.’ Jan Maneij somt op: ‘Theo de Jong werd door Panorama gekocht v oor een zak gouden dukaten. Hans Baaij stond aan de wieg van de Nederlandse seksuele hervorming, de NVSH. De telexiste Agnes van Gool trouwde de Sparta-voetballer Piet de Groot. Geert-Jan Laan werd later hoofdredacteur van Het Vrije Volk en het Nieuwsblad van het Noorden. Wim Ammerlaan van het AD. Kees Weeda kwam hoog in de boom te zitten bij de overheid. Iedereen is na de ravage in 1971 goed terecht gekomen en ik werd voorlichter van de gemeente Vlaardingen.’ In 1971 zijn er aan de Westblaak overigens nog maar tien redacteuren over. Er zijn in de krantenwereld verpletterende klappen gevallen. Van alle Rotterdamse kranten is Het Rotterdams Parool vanaf de bevrijdingsjaren een kleine jongen, maar wel een chique. Er hoeven per dag maar twee pagina’s te worden vol geschreven. Verder mag er naar believen op de voorpagina worden ingebroken en het HRP heeft op een landelijke plek een eigen stadsdagboek. Elke morgen jast de zetter het dagboek van de bekende Amsterdammer Henri Knap uit het lood en plaatst die uit Rotterdam ervoor terug. Met een keur aan journalisten ziet men vanaf de Westblaak op die manier kans om exclusief te filteren. De krant heeft zelfs een eigen biljartverslaggever. Hij komt ’s nachts na sluitingstijd van de cafés naar de redactie en verlaat het pand gelijk met de koerier, die de