FIB NR2 2016 | Page 13

11 COLUMN De nieuwe tandarts Nu alles mis gaat in dit land, ben ik er om u te bemoedigen met wat er de laatste halve eeuw godzijdank wel verbeterd is. De tandarts. Vroeger kwam er in de behandelkamer een gebit binnen, nu een mens. 50 jaar terug zat men in zo’n martelstoel rechtop. Nu wieg je comfortabel vanuit zit naar liggen en het plafond heeft een tv. De enige ontbrekende zeggenschap is het programma. Vorige week was dat RTL Boulevard. Liggend met je mond open en dan die schijnheilige kop van Albert Verlinde zo vlak boven je. Niemand haalt zoveel energie uit je lichaam. Ik had een privéafspraak om 14.40 uur. Vroeger als kind waren er altijd minstens tien wachtenden voor me. Dan zat ik urenlang in een beklemmend zijkamertje te luisteren naar de rampen die zich bij anderen voltrokken. Het geluid ging door merg en been. Overal aan de muur hingen ontmoedigende posters die nooit werden vervangen. De roest zat om de punaises heen. Jan D. Swart journalist Mijn oude tandarts op de Bergweg was ook nooit aardig. In mijn jeugd werden ze daar bij de opleiding al op gecast. Zijn assistente deugde evenmin. Nooit sprak ze eens een bemoedigend woord. Het enige waar ze belang in stelde, was je groene ziekenfondskaart om de slachting te financieren. Tandartsassistenten leken allemaal op elkaar. Onder hun rok bruine verende sandalen met daarin omgeslagen witte sokjes. Laatst werd ik voorgesteld aan de vrouw van Diederik Samson en toen kwam alles me weer helder voor de geest. In het pand van de oude tandarts werd je gehaald. De deur ging open en dan vroeg de assistente: wie volgt? Daar bestond nooit misverstand over, want het was vroeger goed gebruik om bij binnenkomst te vragen: achter wie ben ik? Dat was het enige moment waarop er in een wachtkamer gesproken werd. Ziekenfondspatiënten werden ’s morgens behandeld. Om de eerste te zijn, desnoods tweede, rolde je om zes uur je bed uit. Wie tegen zeven uur arriveerde, was nummer acht. Van sommigen viel nooit te winnen. Daarna stond je een uur buiten, ook ’s winters. Je natte haren stonden stijf gevroren in de scheiding, want de assistente kwam pas om half acht aankakken. Dan lag de tandarts zelf nog op z’n nest. Ondraaglijke pijnen zijn er geleden. De tandarts vroeg nooit iets. Hij stond in zijn onheilspellende witte jas en met zijn gereedschap meteen in de aanslag. Rechtop zittend keek je tot overmaat van ramp in zijn troosteloze achtertuin. Nu is het veel humaner. Je wordt verdoofd en uit de boor komt warm water. Bloedmooie assistentes zuigen dat met een afvoerslangetje uit je mond. Maar hun geheimtaal is gebleven. Seroso boktaal A2, rechtsonder. Dan weet ik ’t alweer. Dat betekent: mond wagenwijd open en een extra kwartiertje Albert Verlinde. JAN D. SWART