COLUMN
JEROEN BOONACKER
Kies de juiste koers!
Jeroen Boonacker is corporate tax partner bij PwC,
lid van de sectorgroep Transport & Logistiek en
te bereiken via [email protected]
De economie vertoont hier en daar tekenen van herstel. Dat is hoopvol. De
crisis die begon in 2008 lijken we voorzichtig achter ons te laten, hoewel er
nog grote verschillen zijn tussen regio’s. Dat het herstel lang duurt, komt
onder meer doordat de sporen die de crisis heeft achtergelaten diep zijn.
Ook de scheepvaartsector is de crisis niet in de koude kleren gaan zitten.
Na jaren van stijgende volumes en tarieven was het in 2008 plotseling voorbij.
Het gaat inmiddels wat beter, maar nog niet overal. De sector kent nog genoeg
uitdagingen.
Er zijn nieuwe groeisegmenten die hebben gezorgd voor vraag naar andere
diensten en een ander type schepen, zoals de offshore en de groene-energiesector. Tegelijkertijd zet marktconsolidatie zich verder voort en zijn de effecten
van verschuivingen in de wereldhandel nog niet afgerond. Om te kunnen
overleven op de langere termijn moeten scheepvaartondernemingen zich zo
organiseren dat zij in staat zijn snel in te springen op winstgevende opportunities
die zich wereldwijd voordoen in wisselende segmenten. Dat vereist operationeel een flexibele, internationale organisatie en structuur.
Internationaal opereren in verschillende landen betekent per definitie dat een
onderneming te maken krijgt met afwijkende fiscale regels en verschillende
belastingdiensten. Belastingdiensten die bovendien steeds professioneler
worden en steeds vaker met elkaar contact zoeken. Puur fiscaal gedreven
structuren, gericht op het laten neerslaan van de winst in een laag belast land,
terwijl in dat land eigenlijk geen activiteiten plaatsvinden, worden actief
bestreden. De fiscale structuur moet aansluiten bij de operationele structuur
en andersom. Binnen dit kader dient iedere scheepvaartonderneming te kiezen
voor de meest efficiënte fiscale structuur. Dat is niet zo eenvoudig omdat er
juist voor scheepvaartondernemingen over de wereld nogal wat verschillende
specifieke regels bestaan. Deze specifieke regels zijn door de landen ingevoerd
om de internationale scheepvaartsector te stimuleren en aan zich te binden.
Grofweg bestaan er drie soorten regelingen. Op de eerste plaats tonnageregimes, zoals landen als Nederland, Duitsland en Cyprus kennen.
Op de tweede plaats regimes met specifieke stimuleringsmaatregelen voor de
scheepvaart, zoals in landen als Brazilië en China gebruikelijk is. En op de derde
plaats landen met een algemeen fiscaal voordelig belastingregime dat vaak
wordt opgezocht door scheepvaartondernemingen. Daarbij kan worden
gedacht aan landen als de Marshall Islands en Bermuda. Kortom: een woud aan
regelingen die allemaal gunstig zijn, maar waarvan de voorwaarden onderling
behoorlijk afwijken.
Door de meeste scheepvaartondernemingen wordt gebruik gemaakt van een
van deze regelingen of een combinatie daarvan. Bij de keuze is het businessmodel van de scheepvaartonderneming het vertrekpunt. Vervolgens worden de
specifieke eisen van de verschillende regelingen naast elkaar gelegd: wat past
het best? Daarna moet rekening worden gehouden met effecten van de
internationale belastingverdragen die tussen de landen bestaan.
Om dan je koers te bepalen, valt niet mee. Om daar een handje bij te helpen
heeft PwC onlangs onder de titel “Choosing your course” wederom een
overzicht gepubliceerd van de belangrijkste scheepvaartregimes. Een kompas
dat scheepvaartondernemingen helpt om in deze woelige tijden in ieder geval
fiscaal de juiste koers te vinden. Want veel landen, veel regels en veel verschillende voorwaarden betekent: veel te kiezen. En dan is het zaak pas te vertrekken als de fiscale koers is bepaald!
51