FIB NR2 2015 | Page 33

DE STAD Geen idee wie applaudisseert en wie niet, want de dagbladen staan onder toezicht en hoewel de bezetting nog maar een maand handen en voeten heeft, faciliteert een onzichtbaar netwerk controle- en identificatiesystemen, waarover GEB-controleur Koos de Wit in zijn dagboek schrijft: ‘Vernam intern eenigen ponteneurskribbigheid wie aan de top wel en wie niet ten stadhuizen mocht. Peil zakt; onderling wantrouwen groeit.’ Maar dan wordt het 7 juli en is er wel gezond applaus. Het is de dag van de opening van het noordelijk deel van de nieuwe Diergaarde aan de sjieke Van Aerssenlaan in Blijdorp. In feite het eerste aantoonbare monument van herrijzend Rotterdam, ook al waren de fundamenten al gelegd voordat de oude dierentuin aan de Kruiskade door de eerste waarschuwingsbommen (12 mei) beschadigd werd. De tien miljoen gulden voor het herstel van het brandgebied steekt DE ST. LAURENSKERK IN DE ZOMER VAN 1940 AAD VAN DER STRUIJS / OUD ROTTERDAM van kunstenaars en musici. Twee schouwburgen zijn met de grond gelijk gemaakt. ‘Het kan toch niet zo zijn’, vindt Eduard Flipse, ‘dat juist in tijden van verwarring muziek het kind van de rekening wordt.’ Dus overal waar de dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest zijn kans schoon ziet, plaatst hij zijn promo’s op weg naar een globaal herstel. Maar net als de sportclubs moet ook hij eerst tellen wie van zijn orkestleden nog leven, wie weer zijn gesignaleerd dan wel gedemobiliseerd. ‘Nu de eerste indrukken verwerkt zijn, zal de behoefte aan cultureel voedsel zich doen gevoelen, voedsel dat op zijn tijd den Rotterdammer zal moeten sterken voor den noesten arbeid die hem wacht. En juist de kunst die hem dit voedsel zal moeten bereiden, ziet zich nu voor schier onmogelijke problemen geplaatst.’ Flipse scant de schade: zonder concertzaal, zonder partitheek, zonder instrumenten en zonder lessenaars? Zijn wederopbouw begint in de Nenijtohal. TEKENTAFELS Tien miljoen gulden is er beschikbaar voor de complete restauratie van de binnenstad van Rotterdam, die aan twee gescheiden tekentafels wordt voorbereid. Het bedrag is berekend en vastgesteld door het ministerie van Sociale Aangelegenheden en de manke Arthur Seys Inquart, de Duitse rijkscommissaris van Nederland, komt het op 21 juni 1940 hoogstpersoonlijk ‘s morgens op het stadhuis in Rotterdam bekend maken voordat hij er zijn eerste rede houdt. Uiteraard geen woord van schaamte over de Apocalyps die hij in de verte voor het eerst met eigen ogen ziet, slechts het verwijt dat de Nederlandse strijdkrachten na 10 mei eerder hadden moeten capituleren. Alle klassieke dagbladen publiceren zijn oratie, waarin hij Rotterdam ziet als “een symbool van dezen tijd, maar dat uit het harden gebeuren een nog schoonere en nog krachtiger vormgeving geboren wordt F