FIB NR131 2021 | Page 33

31
Op de uitzenddagen van de NCRV houdt Joop Doderer grof geschat vijf miljoen kinderen van de straat . Hij is vermomd als een knuffelbare zwerver en schrijver John uit den Bogaard bedenkt een veldwachter als rivaal . De kinderklucht is twintig jaar ( 1955-1975 ) een triomfant voor oorlogskinderen tot en met iedereen tot ongeveer 1970 geboren is . En toch wordt Swiebertje gaandeweg voor de hoofdrolspeler een bedreigend label .
De jeugdklassieker begint op 20 april 1955 . De tv staat dan zelf ook nog in de kinderschoenen . Swiebertje moet dealen met een burgemeester , die een huishoudster heeft . Ze heet Saartje . Tien jaar na de oorlog is dat Coba Kelling en voor de eerste Bromsnor cast men Tony Foletta . De echte Saartje , die in breed gedragen herinnering voortleeft , arriveert pas tien jaar later en dan hebben de kinderen al drie burgemeesters versleten : Guus Hermus , Jo Visscher en Jan Blaaser . Er volgen er nog twee : Rien van Nunen en Bert Dijkstra . Hun veldwachter is vanaf 1961 de onvergetelijke Lou Geels . Vanaf de eerste uitzending lijkt Swiebertje overigens in de verste verten niet op de landloper uit het op 20 oktober 1936 verschenen en voor 80 cent te kopen kinderboek van John uit den Bogaard . Joop Doderer vormt de basisclochard naar eigen goeddunken met een eigen taal .
Joop Doderer is een klassiek geschoolde toneelspeler uit het opleidingsinstituut van Cor van der Lugt Melsert , voor wie televisie aanvankelijk een bijbaan is . In de aanloop van het kinderexperiment staat hij geen moment stil bij de lange levensduur en al helemaal niet bij de impact , die na de eerste tien jaar zelfs verraderlijk wordt voor zijn statuur als acteur . Hij vereenzelvigt zich zo met de bij Swiebertje horende triomfen en deformaties , dat hij - volgens de dagbladkritieken - in andere blijspelen op die creatie gaat lijken . Dat ontkent hij weliswaar . Maar de interessante exploitatie van de vagebond loopt in de toptijd soms op tot vijf berijdbare schnabbels per dag en dan ontkomt hij er ook zelf niet aan om toe te geven ‘ dat ik dan om acht uur ’ s avonds pijn in m ’ n bek heb van die grijns de hele dag ’.
Na twintig jaar stemvervorming zet hij er in 1975 definitief een streep onder . De mededeling is vooral tegen het zere been van de acteur Piet Ekel , die Malle Pietje speelt . ‘ Het eerste wat hij zei , was ’, vertelde Doderer twee jaar later , ‘ dat is maar makkelijk wat je flikt , je ontneemt mij mijn sociale zekerheid . Het was de mooiste slagzin die ik in mijn leven gehoord had . Die man dacht echt dat ik tot aan mijn dood toe die rol zou blijven spelen . Bovendien was hij vergeten dat er zeven van de tien uitzendingen half de mist in gingen , omdat hij in paniek raakte als ik iets deed wat niet in het script stond . Daar protesteerde hij voortdurend tegen . In dat opzicht is mijn irritatie naar hem rechtvaardiger dan de zijne naar mij . Hij vergat namelijk waarom de serie een succes was , namelijk omdat ik maar wat aan rotzooide . Als ik uit een deur te voorschijn kwam waarop Ekel niet gerekend had , vond hij zich voor lul staan . Piet
Eikel noemde ik hem , maar dat vond ie ook al niet leuk . Wat dat betreft had de regisseur er beter kijk op . Die zette op den duur twee camera ’ s neer . Dan wist ie zeker dat ik in beeld kwam ’.
Een ander memento dat Doderer dwars zit is de dag van het afscheid . ‘ Ik kreeg van de NCRV een schilderij van mezelf . Een man van wie ik me afvroeg : wie is dat ? Achteraf bleek het in een vloek en een zucht te zijn gemaakt . Het enige wat op mij leek was dat hoedje . Saartje kreeg Saartje en Bromsnor kreeg Bromsnor . Lou Geels was dan nog zo ijdel om het thuis boven z ’ n open haard te hangen en die van mij staat nu , als ik me niet vergis , ergens in de garage . Als die open staat kan er een hond zijn pootje bij optillen . Veertien dagen later had iedereen bij de NCRV in de gaten dat ik er de ziekte over in had . Toen kwam er alsnog een stereoradio-installatie , met als gevolg dat de anderen daar weer de kolere over in kregen , want die kregen ‘ m niet . En we waren al zo in de watten gelegd , want toen de NCRV vijftig jaar bestond , moest er een tournee gemaakt worden met alle paradepaardjes . Wij de provincie in . Op de laatste avond kregen wij twee consumptiebonnen . Plus een doos die dicht was . Grote surprise . Wij allemaal : dank je wel , dank je wel . Maar dan maak je de doos thuis open en dan zit er een vochtigheidsgraadmeter in , met onderin de kleine lettertjes : U ook NCRV ? Zo ’ n ding kreeg iedereen die een nieuw lid aanbracht . Achteraf was ik blij dat ik op de slotavond zelf nog een fles champagne mee had genomen . Dat gaf nog een persoonlijk cachet aan de zaak ’. Voor welk blijspel Joop Doderer de jaren daarna ook wordt gevraagd , overal trekt men een vergelijking met zijn kinderrol als zwerver . Zelfs in de recensies op zijn eigen exclusieve Joop Doderer-show ( NCRV , 1968 ) staat onomwonden dat de televisiekijker een avondlang een mascotte van Swiebertje heeft gezien . En die kritiek komt vaker terug . ‘ Zo vaak zelfs dat ik dacht : zie je wel , je kan zo ’ n serie niet ongestraft zo lang doen . Vroeg of laat slaat je eigen succes je om de oren . Er is daarna een tijd geweest dat ze me bijna nergens meer voor vroegen . Je was de lolbroek , die niet naar binnen kwam , maar naar binnen viel . Bovendien haalde recensenten in die periode hun neus op voor kluchten . Maar als we die kluchten speelden in Shakespeareaanse kostuums dan was het weer wel cultuur .’
Doderer en Lou Geels