FIB NR128 2020 | Page 66

62 Rotterdam in: ‘t Schubbejak, De Jockey Inn, Café Jan Linssen, Club ’66, De Seven Club en als hij even onbespied rust wil met de auto naar de besloten jachthaven van Joop Millenaar. Kieskeurig is Laseroms niet. NAC (1962). Staande v.l.n.r.: Theo Laseroms, Jan van Hoogenhuizen, Ad Pelkmans, Kees Kuys, Peter van der Merwe en Daan Schrijvers. Zittend v.l.n.r.: Wim Groenewegen, Kees Rijvers, Leo Canjels, Jacques Visschers en Hein van Gastel. Sparta (1963): Staande v.l.n.r.: Piet de Visser (trainer), Pim Doesburg, Theo Laseroms, Piet de Groot, Ton van Ede, Hans Eijkenbroek, Ad Verhoeven en verzorger Hofman. Zittend v.l.n.r.: Sander Popovic, Piet de Vries, Piet van Miert, Bela Bodnar en Tinus Bosselaar. Laseroms komt wel op een merkwaardige ma- nier bij Sparta binnenzeilen. ‘Ik had in de laatste maanden bij NAC een zware kuitblessure en mijn huisarts zei: laten we maar een fotootje maken. Ik denk dat ie gebroken is. Naar de club- arts van NAC durfde ik niet, want ik was in het geheim met Sparta al rond. Het enige wat ik nog moest doen was tekenen. ‘‘Komt goed’’, had Sparta-secretaris Gé Kleingeld gezegd. ‘‘Morgen komt Denis Neville nog één keertje naar je trai- ning kijken.’’ Maar ik kon amper lopen en dacht: bij herkeu- ring kan ik ‘t schudden. Neville zou om vier uur in de Beatrixstraat zijn en ik kende die hele man niet. ’s Morgens ben ik op de koffie gegaan bij Leo Canjels voor advies. Leo was aanvoerder van NAC en baas bij Fri-jado, een fabriek in koel- en vriesmeubelen waarvan NAC-voorzitter Raaijmakers eigenaar was. Ik zeg: Leo, ik heb een probleem, als ze me laten keuren, kom ik er niet doorheen, want het zit niet goed. Afijn, Leo loopt naar een kast met allerlei rela- tiegeschenken, ik kreeg een heel pakket ouwe troep mee. Er werd zelfs een magazijnbediende bijgehaald, er ging een strik om die doos heen en ‘‘nu maar hopen dat die Neville een vrouw of een vriendin heeft’’, zei Canjels. Sorry, trainer, loog ik toen Neville met zijn Sko- da de parkeerplaats opgedraaid was, de training ging niet door. Want ik stond hem buiten met mijn doos op te wachten. ‘‘No problem at all, boy’’, zei Neville. ‘En vroeg gelijk naar een pub, en die wist ik wel. Vier uur later kende ik zijn hele geschiedenis uit het Britse leger. Twee dagen daarop tekende ik het contract bij Sparta en aan het einde van de week stond er in de krant dat Neville naar Holland Sport ging. Hij had me gematst.’ Laseroms is in Rotterdam en het feest kan be- ginnen. Binnen een week is de 23-jarige nieuwe aan- koop van Sparta thuis in de kringen van de luid- ruchtige fiscaal ongeregistreerde havengooche- laars. Alle dagen lol. Eerst in ‘t Fust, maar zodra de jaren verstrijken dieper het centrum van Kleine uitleg. Havengoochelaars waren humoris- ten en hadden in Henk Kranendonk (Crooswijk, hoog IQ, Oxford, maar vooral streetwise, beroep: enigszins oplichter) hun voorman. Kranendonk was de zoon van de slager van wie de moeder van Coen Moulijn klant was. Zodoende trokken Moulijn en Kranendonk al met elkaar op voordat Coen een beroemde Feyenoorder was. Kranendonk bezorgde als kind in de Blok- landstraat op vrijdag de kaantjes: het overgeble- ven varkensbuikvet van de slager. Dat deed hij ook bij de ouders van Ad Verhoeven verderop in de 1 e Pijnackerstraat. Toen later Moulijn de ster op Zuid werd en Verhoeven op het middenveld de bon-vivant van het Sparta-elftal dat in 1959 landskampioen werd, kwamen ze met z’n drieën nog steeds bijeen in ‘t Fust op het Stadhuisplein. In 1963 sloot ook Theo Laseroms zich bij het gezelschap aan. Een robuust gezelschap met verder Thomas Haak (tallyman), Frits den Braber (parlevinker), Aad Veerman (prakkezeerder), John van der Spek (smokkelaar), Bertus Vlug (hondentrim- mer), Nees Pors (uitsmijter Las Palmas) en Rooie Koos (portier in Café Jacques, de eerste homo- bar van Rotterdam). Het feest kon beginnen. In no time is Theo Laseroms verslingerd aan de lef en de humor van de grote stad, waar hij met een monstrueus uithoudingsvermogen Sparta en zijn debuut in Oranje combineert met de ontdekking van feest, dans en vertier. Hij is niet groot, maar heeft een brede torso en rollende spierballen. Wel een piepstem. Het irriteert hem dat de papagaai in Café De Boomerang hem na kan doen. Maar verder vindt iedereen Laseroms gezellig. Nieuwkomers bij Sparta mochten geen watjes zijn. ‘Nou dat was die Bolle inderdaad niet. Als spits van Xerxes/DHC ga ik een keer op Pim Doesburg af en ik moet alleen Theo nog passe- ren. Voordat ik het wist lag ik al met m’n bek tegen het hek. Ik hoor hem nog zeggen: ga hier nou geen gekke dingen lopen doen hè Jacobs.’ Laseroms had nog een andere modus operandi bij overtredingen. ‘Zijn armen naar achteren en de handpalmen naar voren. En dan duizend keer sorry zeggen. Hij was’, vertelt Rob Jacobs, ‘een eersteklas linkmichel, maar hij sprak wel met twee woorden.’