81
Jan Dirk beleefd. Jan Dirk als zoon, als vader, als ondernemer, als
gastheer. Jan Dirk moet meermaals aan zijn eigen vader hebben gedacht.
Al wordt Jan Dirk Stouten op zondag 1 februari 1970 geboren, een
zondagskind kunnen we hem niet noemen. Hij kijkt dan ook met
gemengde gevoelens terug op zijn jeugdjaren: ‘Weet je, er is een Jan Dirk
vóór en een Jan Dirk ná het overlijden van mijn vader’, zo legt hij uit in
Brasserie De Kuip. We ontdooien, want het was waterkoud in de
Fazantstraat. Een wandeling naar de Kromme Zandweg, Feyenoords
allereerste onderkomen, zat er dan ook niet in.
‘Ik heb geen gemakkelijke jeugd gehad. Mijn vader was een nuchtere,
stille Zeeuw, geboren op 21 november 1943 in Bruinisse. Johan Stouten.
Hij werkte in de haven, in de continudienst, als controleur. Voor de rest
bestond ons gezin uit mijn moeder Ada en mijn drie jaar jongere zus
Marjolein. Mijn moeder was een angstige vrouw die op jonge leeftijd een
ernstig auto-ongeluk had overleefd. De gevolgen van dit incident hebben
haar een leven lang achtervolgd. Mooie herinneringen koester ik aan
onze zomervakanties naar Zuid-Frankrijk, in een oranje Eend-met-
aanhanger. In de bergen werden we ingehaald door de vrachtwagens
hahaha. In Rotterdam nam mijn vader mij overal mee naar toe:
Feyenoord, Sparta en Excelsior, het ijshockey van de Rotterdam Panda’s,
het honkbal van Neptunus en naar de Rotterdam Marathon. In de winter
hield ik in schriftjes alle tussentijden bij van de grote schaatstoernooien...’
Ik kreeg ooit in De Kuip een rijksdaalder aangeboden van een
toeschouwer als ik voor vijf minuten mijn klep hield want blijkbaar zat ik,
onbewust, de hele wedstrijd hardop verslag te doen als een
radiocommentator hahaha…’
Jan Dirk omschrijft zichzelf met terugwerkende kracht als een onzeker
kind met dientengevolge een enorme bewijsdrang. Hij zat weliswaar op
de zondagschool, maar laat onmiddellijk weten dat het geloof geen rol
meer speelt. Zeker niet na die bewuste zondag. 8 december 1985…
‘Mijn vader lag languit op de bank. Dat deed hij nooit. We hebben de
huisarts gebeld. Die dacht aan een onschuldige evenwichtsstoornis.
Vermoeidheid, stress, het bekende rijtje... We keken nog naar Studio
Sport. We gingen naar bed. Rond middernacht werden we wakker door
de hond Sita. Die stond te blaffen. Mijn vader was overleden aan een
hersenbloeding. Zo maar. Ik herinner me nog het gegil van Marjolein. Het
ging door merg en been. We kregen een kalmeringsmiddel van de
huisarts om te kunnen slapen. Toen we wakker werden, bleek de
nachtmerrie waarheid. Onze vader was er niet meer…’