DE STAD
toekomst en je best doen voor het hoogste resultaat. Bovendien
zijn betere resultaten simpelweg noodzakelijk om deze stad in z’n
algemeenheid hoger opgeleid te maken. En daarvoor moet je bij de
basis beginnen.’
De absolute basis, de thuissituatie, is bij veel Rotterdamse
kinderen allesbehalve stabiel. Dat draagt niet bij aan de
onderwijsresultaten.
Fel: ‘En dát is precies wat we onszelf hier in Rotterdam té lang wijs
hebben gemaakt. “Tja, de grote stad, hè… Onze kinderen komen nu
eenmaal uit moeilijke gezinnen… Dan zijn de onderwijsresultaten
natuurlijk lager…” Ik vind daar helemaal niets natuurlijks aan! Als je
in een probleemwijk in Rotterdam wordt geboren, betekent dat
niet dat je tot minder in staat bent. Oké, je zult er wat harder voor
moeten werken. Als leerling, maar ook als leraar. Het besef dat we
onszelf niet moeten neerleggen bij vooroordelen en resultaten uit
het verleden, als het gaat om de toekomst van onze jongeren, is
doorgedrongen tot onze scholen. Je kunt met onze kinderen echt
wel mooie resultaten behalen, als je maar bereid bent om het
anders te doen. Om meer moeite te doen. Door hard te werken en
stevige afspraken te maken, hebben we bijvoorbeeld de aanval op
schooluitval geopend. Dat ging ver; tot huisbezoeken aan schoolverlaters aan toe. Die hebben we bij wijze van spreken beetgepakt
en terug naar school gestuurd. Die aanpak heeft resultaat gehad.’
Een ander probleem blijft de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt. Hoe gaat u dat in de komende vier jaar aanpakken?
‘In z’n algemeenheid moeten we jongeren helpen bij het beeld dat
ze hebben van een beroep, want dat is vaak niet goed. De Rotterdamse aanpak op loopbaanoriëntatie begint al op de basisschool,
waar al, voorzichtig, wordt gesproken over beroepen en opleidingen. Ook brengen ze in die tijd een bezoek aan de haven, om te
ervaren wat daar allemaal te doen is en wat voor opleiding je
daar voor nodig hebt. Bedrijven komen zich ook in de
klassen presenteren. In de haven en in de techniek liggen
de banen voor het oprapen, maar veel kinderen weten
niet wat daar te koop is.
‘De loopbaanoriëntatie start dus veel eerder dan in het mbo en hbo.
Dat beroepsonderwijs is de kurk waar Rotterdam op drijft, dus het
is van groot belang dat daar goede keuzes worden gemaakt. De
afgelopen jaren hebben we de eerste ervaringen opgedaan met
zogenoemde “ombuiggesprekken”. We zagen bijvoorbeeld dat veel
jongeren kozen voor een welzijnsopleiding, terwijl er net fors was
bezuinigd op de zorg. Met die jongeren zijn indringende gesprekken
gevoerd, vaak met de ouders erbij, met als insteek: zou je geen
opleiding kiezen waarin meer werk is te vinden? Die gesprekken
'Mbo-opleidingen
moeten kleinschaliger
en herkenbaarder
worden'
hebben hun vruchten afgeworpen, zowel op het mbo als het hbo.’
‘Daarnaast zijn we bezig om de mbo-opleidingen, en dan met name
de grote roc’s (regionale opleidingscentra, red.), kleinschaliger te
maken. Het beroepsonderwijs moet overzichtelijker worden, meer
gericht zijn op de branche waarvoor men opleidt en herkenbaarder
voor zowel studenten, ouders als bedrijven. Een bedrijf moet zich
mede-eigenaar voelen en denken: op die school kan ik mijn
toekomstige personeel halen. Dit jaar zijn we al gestart met een
mbo-college Techniek, omdat in die branche de nood het hoogst is ख