Fib magazine maart | Page 31

DE STAD DE TRIESTE AANBLIK VAN HET HOFPLEIN IN 1940 JAN GEERTSEMA / OUD ROTTERDAM de stroom afgesloten. Zelfs in het centrale depot van de voedselvoorziening, aan de Van Lennepstraat in Spangen, waar ik in de buurt woonde, ging het licht uit. Represailles. De terreur was groot. Bek houden.’ Ondertussen volgt Het Rotterdamsch Nieuwsblad de binnenstedelijke herstelprogressie. De directeur van de GG & GD laat op 18 mei weten dat de kwaliteit van het drinkwater goed is. Wel is er schaarste. In Blijdorp, Bergpolder en in het Oude Noorden moeten de benedenburen de bovenburen te hulp schieten. Ook rijden er Haagse tankwagens rond met water in melkbussen en wie in ruil voor een zooi bonnen melk heeft gekocht, moet dat koken. Er dreigt tyfus. Maar op 28 mei is lijn 10 de eerste tram die weer van Hilllegersberg over de Coolsingel in de richting van de Westzeedijk naar Spangen rijdt, maar wel met gesloten deuren. ‘Er is behoorlijk veel verschil tussen den rest van het land en Rotterdam bij dezen eerste verwerking. Want ofschoon we overal weten dat we geen donder meer te vertellen hebben is dezen laatste gedachte bij ons ondergeschikt aan zooveel andere kopzorgen. Men heeft het over 1000 doden, God weet hoeveel gewonden, ik lees over 80.000 daklozen’, schrijft Koos de Wit aan zichzelf op 25 mei met als postscriptum: ‘Naar den hospitaalschepen geweest aan de Parkhaven. Er is enen volledige chirurgie-afdeling met de eenigen artsen die het bombardement op het Coolsingel-ziekenhuis hebben overleefd. Enen bizarre ervaring. Daarna naar gebouw Ons Huis gereden in de Gouvernestraat, 150 noodbedden en ook nog naar den Vredeskerk bij het Stadion. Alles op den fiets. Pas ’s avonds half elf thuis. Twee keer door een snotneus van pakweg 20 jaar naar mijn rijwielvergunning gevraagd.’ Het opruimingswerk in het brandgebied wordt in die dagen gecoördineerd door de Gemeentelijke Technischen Dienst. Directeur is ingenieur Willem Gerrit Witteveen, een oud-student Civiele Techniek aan de TH in Delft, maar in 1940 een ambtelijk routinier: ontwerper van het Maas Station, vormer van de Dienst Stadsontwikkeling en inrichter van het fameuze 46 hectare grote land van Hoboken waar hij voor de oorlog het Museum Boijmans, het GEB-gebouw en de residentie van Unilever heeft laten verrijzen. Op 20 mei 1940 krijgt hij van college van B&W van Rotterdam de opdracht een plan te onderwerpen voor een nieuwe stad en nog geen vijf dagen later worden de eerste macrocontouren van zijn denkmaquette al globaal gepubliceerd. Het RN besteedt er zijn complete voorpagina aan en zelfs de lezers van de landelijke couranten komen te weten hoe de nieuwe rooilijnen in de Rotterdamse binnenstad zullen gaan lopen, maar óók hoe Witteveen denkt zijn kans schoon te zien om het verkeer van west naar oost en andersom eindelijk eens op bijna aerodynamische wijze door de De invloedrijke industriën opteren voor een strakkere röntgenfoto van de nieuwe stad stad te loodsen. Het idee van een nieuw, vooral open Hofplein als brede verkeersader waarover Koos Postema later altijd zou zeggen “daar waait het zelf nog bij windstilte”, is in een vloek en een zucht door de Deventenaar Witteveen uitgedacht. Maar het is vooralsnog de enige snelle vondst die genade vindt in de ogen van de Alkmaarder dr.ir. Johan Ringers, de regeringscommissaris voor FRvVFW&