VOORWOORD
Het verdwenen
hart van
Rotterdam
BAS PRONK
HOOFDREDACTEUR
Ik voel altijd bewondering voor mensen die creatief zijn en vervolgens staan voor hun
creatie. Die combinatie is niet vanzelfsprekend. Je hebt de creatieve machines die het
ene na het andere idee over de schutting gooien. Dat is een bewonderenswaardig talent,
maar ik voel pas echt bewondering bij hen die zich met ziel en zaligheid aan hun creatie
committeren. Ze staan ergens voor. Dat zijn mensen met overtuigingskracht, want ze
communiceren vanuit geloof en vertrouwen. Maar het knapst aan deze selecte groep
mensen is hun incasseringsvermogen.
Want wie creëert, gaat in de vuurlinie staan van de niet-creatieveling. Die groep, de
onvoorstelbaar grote meerderheid, weet vooral wat er niet goed aan de creatie is.
Prijsschieten, daar zijn ze goed in. Die criticasters overladen de creatieveling met kritiek.
Dat is het moment dat de creatieveling de schouders kan ophalen en berusten. Moe als
hij is van alle tegenwerking. Of hij zet door, met als doel zijn idee realiteit te laten worden.
Willem Gerrit Witteveen was zo iemand. Hij speelt een belangrijke rol in het prachtige
artikel van Jan D. Swart over de wederopbouw van Rotterdam, waar we met het oog op
75 jaar wederopbouw bij stil staan in dit magazine. Ingenieur Witteveen krijgt in 1940
vlak na het vernietigende bombardement de opdracht een plan te ontwerpen voor een
nieuwe stad. Hij gaat meteen aan de slag en probeert Rotterdam met zijn tekencreatie
haar hart terug te geven.
Witteveen strijdt in de oorlogsjaren. Niet aan het front, maar achter de tekentafel.
Jarenlang. Hij vecht voor zijn creatie, maar toont zich ook pragmaticus als invloedrijke
criticasters opstaan. Hij doet water bij de wijn. Hij incasseert. Voor het grote doel,
want ergens in zijn gewijzigde creaties blijft hij flarden van zijn oorspronkelijke creatie
herkennen. Ergens blijft hij een stad met een hart voor zich zien. Totdat hij het veld moet
ruimen. Gedesillusioneerd. Hij weet dan dat het hart voor altijd is verdwenen.
“De Verwoeste Stad”, het bronzen beeldwerk van Ossip Zadkine, vertelt -met de
prominent afgebeelde hand op de cover- het verhaal van de wederopbouw. Maar het
menselijk figuur zonder hart vertelt ook over het verwoeste stadshart. En voor mij
persoonlijk eveneens over de man die het probeerde terug te brengen, Willem Gerrit
Witteveen. Het mocht niet baten. Hij bezweek in de vuurlinie van kritiek.
1