DE STAD
architectuur met aan de Wilhelminakade het skelet van het
stoomschip Statendam. Vanaf het dak van het ongeschonden Witte
Huis oogt Rotterdam apocalyptisch. Nooit heeft men het juiste aantal doden van die dagen kunnen rubriceren. De info houdt bij “circa
negenhonderd” op.
Er zullen later miljoenen zinnen in tijdschriften en boeken volgen
over de zwartste dagen uit de geschiedenis en wie googelt kan
jaren vooruit. Vreemd genoeg mankeren de tijdsbepalende
documenten van Lou de Jong en Loek Elfferich in sluitende connecties. Het boek van Hans van der Pauw boeit in dat opzicht
geschiedkundig meer, maar dat van Aad Wagenaar met de
ooggetuigenverhalen blijft de triomfant.
De wederopbouw van Rotterdam begint met het dichttimmeren
van de winkelramen net buiten het brandgebied, omdat er massaal
geplunderd is. Het verplaatsen van het puin naar de kant van de
weg is fase twee. Wie van de steun trekt, moet zich melden. ‘Het
stond op de voorpagina van Het Rotterdamsch Nieuwsblad (RN,
red.) en wie weigerde, kon per direct naar z’n uitkering fluiten.’
Oud-bokspromotor Aad Veerman toont de vergeelde krant die zijn
famlie bewaarde, 17 mei 1940. Het RN, zelf getroffen, staat dan al
leesbaar onder Duitse curatele.
‘Alle werkloozen, en in den eerste plaats zij, die ondersteuning
genieten, worden aangewezen zich te melden aan den politiebureaux om deel te nemen aan de opruimingswerkzaamheden. Het
niet aanwezig zijn heeft stopzetting van de ondersteuning tot
gevolg. Werkmateriaal (schoppen, spaden, harken, bezems, enz.)
moeten zoo mogelijk worden meegebracht. Ook het brood- en
stempelboekje.’
De Banier, het staatskundig gereformeerde dagblad, voegt er in zijn
editie zelfs de honorering aan toe: een rijksdaalder per dag, drie
gulden voor wie kostwinnaar is en vier gulden voor de ploegleiders.
Er staat op de voorpagina van het RN (17 mei) trouwens nog een
artikel dat het beeld weergeeft van die eerste oorlogsdagen in een
verduisterde stad. ‘Alle burgers en soldaten, die nog in het bezit zijn
van wapens, moeten deze bij de Politie inleveren. Onmiddellijk
ingaande is alle autoverkeer verboden, terwijl het overige verkeer
tot het uiterste moet worden beperkt. Het doelloos rondloopen en
staan op straten en pleinen is verboden.’
In no time heeft de bezetter dus de wind eronder. Het dagblad Het
Volk met de nationaalsocialist Meinoud Rost van Tonningen als
toezichthouder moet op 21 mei al verplicht publiceren dat de
gebombardeerde ouwe binnenstad “uit oogpunt van goed afgewogen stedebouw, in menig opzicht, toch al veel te wensen overliet en
weinig schoons te aanschouwen gaf”.
Het is een vernederend hoofdredactioneel artikel, dat met het
geweer in de rug geschreven wordt als een opwekkende boodschap
naar een nieuw tijdperk. ‘Het zou prachtig zijn – en de kansen dat
het zo zal gebeuren schijnen gunstig – indien de herbouw van het
binnenste der Rottestad nu in grootscheepse stijl en welgeordend
verband zal geschieden. Bekwame en dwingende handen zullen het
geheel moeten leiden, wil een harmonische vormgeving van het
nieuwe hart van Rotterdam verwerkelijkt worden.’
‘Je zou toch denken dat de mensen die dit moesten lezen onmiddellijk die krant de deur uit zouden flikkeren’, vertelt later de journalist
Theo M. Eerdmans. ‘Maar daar zat nou juist de smerigheid van die
schurken. Want alleen in de gecensureerde dagbladen stonden de
bonnummers van het distributiesysteem en die hadden alle
moeders hard nodig om in de winkels groenten, vlees en kleding te
kunnen kopen. Zelfs als je de Duitse propaganda niet wilde lezen
kon je als burger in de zomermaanden van 1940 niet om die lokale
nieuwsvoorziening heen.’ Hij noemt een tweede voorbeeld.
‘Het heeft nooit zoveel aandacht gekregen, maar er was ´s avonds
op 14 mei en de dag erop overal gejat. Net buiten de brandgrens
waren de winkeliers op de vlucht geslagen. De daders werden later
keurig berecht, maar het verloop daarvan was alleen in de krant te
lezen. Wie kleding zocht of voor een kostwinnaarsvergoeding in
aanmerking wilde komen, moest de krant kopen. Zelfs de hele
voedselvoorziening stond erin. Overal werden kantoortjes van het
Maatschappelijk Hulpbetoon ingericht en ook subkantoortjes. Dat
hadden ze als eerste snel voor