128
COLUMN
JAN D. SWART
Dat de politiek stinkt,
wisten we al
Laatst keek ik weer eens televisie en terwijl ik dacht en hoopte dat ze niet meer
bestond, stond ik stijf van schrik weer oog in oog met die tuthola, die zich
jarenlang vanuit de hoek van Groen Links overal mee bemoeide behalve met
zwavel, stikstof, fijnstof, asfalt en kolencentrales. Een eng meisje vond ik Femke
Halsema, altijd al; een authentieke zichzelf vierende politica die steevast
heroïsch haar gelijk stond door te drammen en vond dat we allemaal onze
laatste centjes moesten afstaan aan sociale duurzaamheid en culturele
participatie. Ze vergat: verantwoordelijk burgerschap.
Ze schijnt, wat ik niet wist, vooral omdat ik ’t niet wilde weten, nu met tv en film
te flikflooien, maar ik heb nooit, nooit, nooit gelezen dat ze dit gratis doet of dat
ze haar honorarium afstaat aan Martin van Rijn, de staatssecretaris van
Volksgezondheid, die in opdracht van de PvdA-dynastie het kwetsen van
ouderen tot instrument van meeregeren heeft gemaakt. Waarschijnlijk is die
Halsema geen haar beter dan die Paul Rosenmöller, die na het demoniseren van
Pim Fortuyn met de staart tussen zijn benen de politiek uit vluchtte en vervolgens vanuit de staatsruif voor de IKON precies dezelfde landen bezocht als waar
onze parlementariërs van tijd tot tijd mededogen gaan staan suggereren als de
camera draait. Maar we zien niet (en weten wel) hoe ze zich daar vervolgens in
zacht zoemende limousines met airco van party naar party laten vervoeren,
schaapachtige kijkende obers hen buigend van een slok voorzien. Er zijn momenten waarop politici zelf om een pak ransel vragen.
Dat de politiek stinkt, wist ik al toen daarover in het Rotterdams Nieuwsblad,
Rotterdams Dagblad en de Haagsche Courant wekelijks zelfs niet door een
hoofdredacteur tot bedaren was te dwingen, maar het komt nu allemaal onder
een vergrootglas. Eenmaal in de politiek, altijd gebeiteld. Tenzij je vermoord
wordt en vergeten. Motherfucking, het gaat werkelijk helemaal mis met dit land,
waarin ik het na veertien indicaties (een mensonterende meervoud van een
falende overheid) zowaar voor elkaar heb dat ik mijn zwak dementerende vader
mag opbergen op een gesloten afdeling van een bejaardenpaleis. Maar ik wil
hem helemaal niet opbergen, want hij heeft een vrouw met wie hij al bijna
driekwart eeuw getrouwd is en die in dat paleis zijn kamer wil delen. Maar dat
kan niet. Pistool op mijn borst: nee. Samen in kamerbrede tevredenheid in één
ouderwets Dreeshuis: nee.
‘Wat zei ze?’, vroeg mijn moeder, die doof is.
‘Ze zei’, antwoordde ik, ‘dat we nog even moeten doorsparen: twaalf indicaties
erbij.’
Het ouderenbeleid in Nederland; het is één grote georganiseerde misdaad. Toen
al, toen het meisje Halsema nog stond te zeikstralen over sociale duurzaamheid
en culturele participatie en verantwoordelijk burgerschap vergat.
Jan D. Swart is oud-journalist