FIB MAG Matching | Page 12

DE MENS Met dank aan één specifieke fase in zijn leven: de drie jaar in militaire dienst. Rijnierse: ‘Als vaandrig kreeg ik veertig man te leiden. Daar stond ik dan. Ik had geen idee wat te doen. Ik ben op m’n platte gezicht gegaan. Meermaals. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd. In de omgang met mensen, maar ook om me op alle niveaus te bewegen. Dat zat er in mijn jonge jaren al in, maar tijdens militaire dienst heb ik mezelf daarin ontwikkeld. Cruciaal voor het verloop van mijn carrière.’ Impliceert het dat u een voorstander bent van de dienstplicht? Rijnierse: ‘Als ik het voor het zeggen zou hebben, zou ik alle jeugd een servicedienst laten verlenen voor de maatschappij. De jeugd heeft onvoldoende bewustzijn bij hetgeen er voor hen gemaakt is. Dat stimuleer je door hen er een bijdrage aan te laten leveren. Ik ben net na de oorlog geboren. Ik heb leren werken, uit noodzaak. Ik moest vroeg meehelpen om een boterham te verdienen. We deelden een hemdje met vier broers. We hadden één fiets. We moeten niet terug naar die tijd, zeker niet. Maar we zijn nu doorgeslagen naar de andere kant. “Ik heb recht op”, hoor je nu vaak. Hebben we ook nog plichten, vraag ik me dan af? Niet alles is zo vanzelfsprekend als mensen nu vaak denken.’ Hans Rijnierse pakt er een map bij met enkele handgeschreven papieren. Hij heeft zich voorbereid op het interview en ideeën over landelijke en stedelijke problematieken aan het papier toevertrouwd. Omdat hij zich zorgen maakt, over tal van zaken. Om te beginnen: over Rotterdam. ‘We hebben in groot Rotterdam 325.000 banen en 'BUITENBOORDMOTOR VAN ZUID' Hans Rijnierse is een warm voorstander van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Het Rijk, gemeente, onderwijs, zorginstellingen en bedrijfsleven werken daar als collectief aan een nieuw perspectief. 'Directeur Marco Pastors, die ik nog kende uit zijn wethouderstijd, belde me', zegt Rijnierse. 'Of ik eens wilde komen praten, om te helpen. Hij maakte me vrijwel meteen warm voor de omvang en aanpak van het project. We praten over tweehonderdduizend mensen in de grootste probleemwijken van het land. Er moet dringend iets gebeuren. Dat de krachten nu worden gebundeld, is een passend antwoord op de problemen die er zijn. De speerpunten in het beleid zijn studie, werk en infrastructuur. Ik probeer op werkgebied een steentje bij te dragen.' 'Bij Defensie zijn veel plekken in te vullen de komende jaren. Elk jaar zijn er tweeduizend schoolverlaters. Dat is een match. Ik benut mijn contacten bij Defensie, zodat zij deze schoolverlaters warm maken voor een baan, een stage aanbieden en uiteindelijk een dienstverband. Ook ben ik bezig met VNO-NCW in Rotterdam. Het is onze taak en plicht om arbeidsplekken beschikbaar te maken. Zie mij als een soort buitenboordmotor van het project.' 75.000 uitkeringen. De deur naar ellende staat wagenwijd op. Daar moet in gekenterd worden. Met het Nationaal Programma Rotterdam Zuid wordt gepoogd hier iets aan te doen in één deel van de stad. Dat is ontzettend belangrijk. Lukt het niet, dan wordt RotterdamZuid een getto. Daarom zet ik me er ook voor in, omdat ik erin geloof (zie kader hiernaast). Alleen in Zuid hebben we al 36.000 uitkeringsgerechtigden, terwijl er 34.000 arbeidsmigranten wonen. Dat is een onhoudbare situatie. Dit hebben we zelf gecreëerd. Dus moeten we het ook aanpakken. Gelukkig gebeurt dat nu in Zuid met een klein pragmatisch en slagvaardig bureau waarbinnen veel werk wordt verzet. Dat zou vaker op die manier moeten gebeuren.’ 'De Rotterdamse ambitie mag verder reiken' Wat bedoelt u daarmee? ‘Ik stoor me aan de verambtelijking. De politiek roept tegen het bedrijfsleven dat er geïnnoveerd moet worden. Dat mag. Maar an dersom geldt dat net zo goed. Het systeem is vastgelopen. We hebben vijftien fracties in de Tweede Kamer. Dat is een giller. Dat maakt het land onbestuurbaar, want je moet continu compromissen maken. Daar komen geen goede, gedurfde besluiten uit voort. Je moet terug naar drie, vier partijen. Dan kun je beleid maken.’ ‘Jaren geleden werd er vijftien procent van het verdiende geld in dit land besteed aan de staat. Nu is dat vijftig procent. Dat kan niet. Stel dat de staat niet vijftig, maar veertig procent te besteden krijgt. Dan gaan dingen automatisch beter. In het bedrijfsleven ga je dingen anders doen als het fout gaat. In de politiek gebeurt dat onvoldoende. De besparing van 35 miljard euro, om onder het begrotingstekort van drie procent te blijven, is geen prestatie van de politiek. Dat gaat over de rug van bedrijven en burgers.’ 9