DE MENS
Met dank aan één specifieke fase in zijn leven: de drie jaar in
militaire dienst. Rijnierse: ‘Als vaandrig kreeg ik veertig man te
leiden. Daar stond ik dan. Ik had geen idee wat te doen. Ik ben op
m’n platte gezicht gegaan. Meermaals. Daar heb ik ontzettend
veel van geleerd. In de omgang met mensen, maar ook om me op
alle niveaus te bewegen. Dat zat er in mijn jonge jaren al in, maar
tijdens militaire dienst heb ik mezelf daarin ontwikkeld. Cruciaal
voor het verloop van mijn carrière.’
Impliceert het dat u een voorstander bent van de dienstplicht?
Rijnierse: ‘Als ik het voor het zeggen zou hebben, zou ik alle jeugd
een servicedienst laten verlenen voor de maatschappij. De jeugd
heeft onvoldoende bewustzijn bij hetgeen er voor hen gemaakt
is. Dat stimuleer je door hen er een bijdrage aan te laten leveren.
Ik ben net na de oorlog geboren. Ik heb leren werken, uit
noodzaak. Ik moest vroeg meehelpen om een boterham te verdienen. We deelden een hemdje met vier broers. We hadden één
fiets. We moeten niet terug naar die tijd, zeker niet. Maar we zijn
nu doorgeslagen naar de andere kant. “Ik heb recht op”, hoor je nu
vaak. Hebben we ook nog plichten, vraag ik me dan af? Niet alles
is zo vanzelfsprekend als mensen nu vaak denken.’
Hans Rijnierse pakt er een map bij met enkele handgeschreven
papieren. Hij heeft zich voorbereid op het interview en ideeën
over landelijke en stedelijke problematieken aan het papier
toevertrouwd. Omdat hij zich zorgen maakt, over tal van
zaken. Om te beginnen: over Rotterdam.
‘We hebben in groot Rotterdam 325.000 banen en
'BUITENBOORDMOTOR VAN ZUID'
Hans Rijnierse is een warm voorstander van het
Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Het Rijk,
gemeente, onderwijs, zorginstellingen en
bedrijfsleven werken daar als collectief aan een
nieuw perspectief. 'Directeur Marco Pastors, die
ik nog kende uit zijn wethouderstijd, belde me',
zegt Rijnierse. 'Of ik eens wilde komen praten,
om te helpen. Hij maakte me vrijwel meteen
warm voor de omvang en aanpak van het
project. We praten over tweehonderdduizend
mensen in de grootste probleemwijken van het
land. Er moet dringend iets gebeuren. Dat de
krachten nu worden gebundeld, is een passend
antwoord op de problemen die er zijn. De
speerpunten in het beleid zijn studie, werk en
infrastructuur. Ik probeer op werkgebied een
steentje bij te dragen.'
'Bij Defensie zijn veel plekken in te vullen de
komende jaren. Elk jaar zijn er tweeduizend
schoolverlaters. Dat is een match. Ik benut mijn
contacten bij Defensie, zodat zij deze
schoolverlaters warm maken voor een baan, een
stage aanbieden en uiteindelijk een
dienstverband. Ook ben ik bezig met VNO-NCW
in Rotterdam. Het is onze taak en plicht om
arbeidsplekken beschikbaar te maken. Zie mij als
een soort buitenboordmotor van het project.'
75.000 uitkeringen. De deur naar ellende staat
wagenwijd op. Daar moet in gekenterd worden. Met
het Nationaal Programma Rotterdam Zuid wordt
gepoogd hier iets aan te doen in één deel van de stad. Dat is
ontzettend belangrijk. Lukt het niet, dan wordt RotterdamZuid een getto. Daarom zet ik me er ook voor in, omdat ik erin
geloof (zie kader hiernaast). Alleen in Zuid hebben we al 36.000
uitkeringsgerechtigden, terwijl er 34.000 arbeidsmigranten
wonen. Dat is een onhoudbare situatie. Dit hebben we zelf
gecreëerd. Dus moeten we het ook aanpakken. Gelukkig gebeurt
dat nu in Zuid met een klein pragmatisch en slagvaardig bureau
waarbinnen veel werk wordt verzet. Dat zou vaker op die manier
moeten gebeuren.’
'De Rotterdamse
ambitie mag
verder reiken'
Wat bedoelt u daarmee?
‘Ik stoor me aan de verambtelijking. De politiek roept tegen het
bedrijfsleven dat er geïnnoveerd moet worden. Dat mag. Maar
an dersom geldt dat net zo goed. Het systeem is vastgelopen. We
hebben vijftien fracties in de Tweede Kamer. Dat is een giller. Dat
maakt het land onbestuurbaar, want je moet continu compromissen maken. Daar komen geen goede, gedurfde besluiten uit voort.
Je moet terug naar drie, vier partijen. Dan kun je beleid maken.’
‘Jaren geleden werd er vijftien procent van het verdiende geld in
dit land besteed aan de staat. Nu is dat vijftig procent. Dat kan
niet. Stel dat de staat niet vijftig, maar veertig procent te
besteden krijgt. Dan gaan dingen automatisch beter. In het
bedrijfsleven ga je dingen anders doen als het fout gaat. In de
politiek gebeurt dat onvoldoende. De besparing van 35 miljard
euro, om onder het begrotingstekort van drie procent te blijven,
is geen prestatie van de politiek. Dat gaat over de rug van
bedrijven en burgers.’
9