FIB MAG Matching | Page 118

114 BANKETBAKKERIJ CARLIER: WERELDBEROEMD IN KRALINGEN RUBRIEK VAN JAN DONIA Het geheim van het aalbessentaartje Als fotograaf Rick Messemaker en ik op 3 november bij banketbakkerij Carlier aan de Avenue Concordia 57 arriveren, hangt de Kralingse vlag uit. 'Wij zijn vandaag jarig', legt Jos Rouw (72) uit. '114 jaar om precies te zijn. Op 3 november 1900 startte mijn grootvader Benjamin Joseph Carlier (1872-1950) zijn patisserie honderd meter hier vandaan, op nummer 97. Drie jaar later verhuisde hij naar dit adres. Met boekhandel Amesz, ook gevestigd aan de Avenue, zijn wij de oudste, nog operationele familieonderneming in Kralingen. Op 3 november hang ik altijd de vlag uit, soms - zoals nu - de Kralingse, maar ook wel de Rotterdamse of de Nederlandse.' Net als zijn grootvader zwaaide kleinzoon Jos bijna vier decennia de scepter over de ovens van de patisserie. In 2004 gaf hij het beheer over het bedrijf, met behoud van de in Kralingen wereldberoemde naam Carlier, over aan Arjan van Poll die jaren bij hem had gewerkt. Nu, als patissier-in-ruste regeert hij over zijn eigen museum, waarschijnlijk het meest merkwaardige in Rotterdam, met duizenden-één objecten uit de historie van de banketbakkerskunst. Hij vervult er alle functies: directeur, conservator, portier, gids en jongste bediende. Met de conservator hebben wij een afspraak. Een jaar geleden haalde ik mijn vrouw Maria op in de Groene Passage, waar zij koffie dronk met haar vriendin, kunstenares Noortje Knip. 'Met welke kunstenaar ben jij op dit moment bezig?,' vroeg Noortje mij. Geen vreemde vraag. Mijn leven lang heb ik over beeldende kunst geschreven, in Rotterdam, in Nederland en internationaal. Voor velen wellicht een curieuze tijdsbesteding, maar ik was en ben er happy mee. ‘Ik ben met een banketbakker bezig, Noortje. Gisteren heb ik nog een college gekregen over het aalbessentaartje.’ Stralend keek zij mij aan. ‘Je schrijft over Carlier in de Avenue. Ik ken het aalbessentaartje. Fantastisch.’ Jos had mij uitgelegd dat hij een methode had ontwikkeld waardoor de aalbessen heel bleven. Zelfs een leek zoals ik begreep dat hij door deze uitvinding tot de buitencategorie in zijn ambacht behoorde. Eigenlijk vond hij dat bakkers die hun bessen verpulveren, zwaar gestraft dienen te worden. ‘Weet je’, vroeg Noortje, toen ik haar dit vertelde, ‘wat het geheim is van het aalbessentaartje? Niet die hele bessen, nee, het schuim. Voor het aalbessentaartje, zoals dat bij Carlier destijds gepromoveerd werd tot een kunstwerk van hogere orde, zouden echte kenners een moord doen.’ “Het geheim van het aalbessentaartje”, de titel van een thriller, en – omdat het zo uitkomt – van dit verhaal. HOFLEVERANCIER Dat verhaal heeft een voorgeschiedenis. Op 14 januari 2001 volgde ik Jos Rouw, op dat moment sinds twee maanden hofleverancier, via een steile trap naar de zolderetage boven de aanbouw achter zijn banketbakkerij. Daar werd ik overvallen door een vlaag van verbijstering. In twee beperkte ruimtes bevonden zich meer dan duizend voorwerpen, vele meer dan honderd jaar oud. Een haast chaotische illustratie van de geschiedenis van zijn bedrijf en van zijn persoonlijke geschiedenis, van zijn liefde voor vak en vakmanschap die tot een gedirigeerde verzamelwoede leidde. Zo ontstond