FIB 30 JAAR ONLINE FIB NR3 2017 | Page 35

33 botte bijl. Er zijn heel wat ruzies geweest op de redactie als er een verhaal gecastreerd de krant had gehaald.’ Wanneer heb je de dagbladjournalis- tiek verlaten? ‘In mijn hoofd nooit. Praktisch rond 1995. Dit magazine was toen inmiddels nog maar een klein onderdeel van een hele rits. De verhalen en columns voor de krant schreef ik ’s nachts met naast me een fl es wijn en een pakje Caballero. En als het niet snel genoeg ging: twee fl essen wijn en twee pakjes Caballero. En ik had een modem. Dat was voor ons de uitvinding van de eeuw. Het was alsof Willy Wortel naast me zat. Ik verstuurde mijn productie via de telefoon en de nooit begrepen methode: simsalabim. Ik kon maar moeilijk afscheid nemen van de dagbladjournalistiek, want die had me overal gebracht, tot in Japan toe. Totdat er een nieuwe hoofdredacteur kwam bij De Haagsche Courant, met wie ik kennis maakte toen mijn mobiele telefoon afging. Zo’n apparaat kende ie alleen van plaatjes. Een van zijn nieuwe ideeën daarna was om journalisten hun verhalen te laten schrijven op de krant. Nog net geen prikklok. En hij hield van hospitaliseren bij het koffi eapparaat. Daar kon ik allemaal niet aan voldoen. Ik vond het ook zonde van mijn modem. Toen ben ik nog een paar jaar freelance columnist gebleven.’ Kijk je nog wel eens terug in al die ouwe nummers van dit blad? Het jaar 1987 gaat bijna fascineren. Wat gebeurde er nog meer? ‘Ik ben altijd een halfbakken archivaris geweest. Toen Jan Smit van Made in Rotterdam Friends in Business overnam heb ik alles in vreugde weggegooid. Dom. Maar mijn vrouw houdt niet van rommel. We heb ik voor de kleinkinderen een volle verhuisdoos bewaard met daarin alle in de krant geplaatste ingezonden brieven waarin ik als columnist de wind van voren krijg. Ik wilde die ‘Ik herinner me het fascinerende interview met Koningin Juliana en Prins Bernhard ter gelegen- heid van hun 50-jarige schijnhuwelijk. In die zin een topprestatie van interviewster Maartje van Weegen dat ze een sfeertje kweekte waarin met name de ouwe Juliana leeg liep. Met de man met wie Maartje getrouwd was en nog steeds is, Joop Daalmeijer, begon ik in Schiedam mijn journalis- tieke loopbaan in 1967 toen de vriendschap uitlekte tussen prinses Margriet en de Schie- damse student Pieter van Vollenhoven. We sloegen bij wijze van spreken een tent op voor het huis van zijn ouders aan de Burgemeester Knappertlaan om geen seconde nieuws te missen. Toen ik twintig jaar later, in 1988, door Friends in Business lid werd van de Marine Club in Rotter- dam, niveau: kostuum, stropdas, drie Bloody Mary's, was Jan-Willem van Vollenhoven secretaris. Na afl oop van de maandmeeting zakten we door aan de bar van het Atlanta Hotel en als Prins Bernhard dan weer ondeugend in het nieuws was geweest, lokte grootexpediteur Cees Monden hem altijd uit de tent. Zo van: "Zeg Jan-Willem, ga jij wel eens mee met die schoon- vader van je broertje?" Maar hij mocht niks zeggen over het Koninklijk Huis. "Toe nou, Jan-Willem. We zijn kerels onder elkaar." Eén keer versprak hij zich, zij het heel bescheiden. Hij klaagde erover dat Juliana zo snel at. Daardoor kreeg hij last van hongerklop, want als de koningin was uitgegeten werden protocollair altijd alle borden van tafel gehaald.’ ‘Het waren eigenlijk schriftjes, met een nietje’ kritiek niet wegmoffelen. Ik kon er trouwens goed tegen. Ik had liever een brief met een uitbrander, dan geen. En ik heb laatst bij jullie nog de eerste drie exemplaren van Friends in Business terug gezien. Pas toen zag ik dat dat eigenlijk schriftjes waren, met een nietje. Het kreeg pas ponem met een gelijmde rug. Ik zag er ook veel grote spreadadvertenties van sigaren in. Als Nederland was blijven roken, waren er nooit zoveel bladen onderuit gegaan, want die branche adverteerde zich een ongeluk.’ FRANK VIJG ARCHIEF