33
botte bijl. Er zijn heel wat ruzies geweest op de
redactie als er een verhaal gecastreerd de krant
had gehaald.’
Wanneer heb je de dagbladjournalis-
tiek verlaten?
‘In mijn hoofd nooit. Praktisch rond 1995. Dit
magazine was toen inmiddels nog maar een klein
onderdeel van een hele rits. De verhalen en
columns voor de krant schreef ik ’s nachts met
naast me een fl es wijn en een pakje Caballero. En
als het niet snel genoeg ging: twee fl essen wijn en
twee pakjes Caballero. En ik had een modem. Dat
was voor ons de uitvinding van de eeuw. Het was
alsof Willy Wortel naast me zat. Ik verstuurde
mijn productie via de telefoon en de nooit
begrepen methode: simsalabim.
Ik kon maar moeilijk afscheid nemen van de
dagbladjournalistiek, want die had me overal
gebracht, tot in Japan toe. Totdat er een nieuwe
hoofdredacteur kwam bij De Haagsche Courant,
met wie ik kennis maakte toen mijn mobiele
telefoon afging. Zo’n apparaat kende ie alleen van
plaatjes. Een van zijn nieuwe ideeën daarna was
om journalisten hun verhalen te laten schrijven
op de krant. Nog net geen prikklok. En hij hield
van hospitaliseren bij het koffi eapparaat. Daar
kon ik allemaal niet aan voldoen. Ik vond het ook
zonde van mijn modem. Toen ben ik nog een paar
jaar freelance columnist gebleven.’
Kijk je nog wel eens terug in al die
ouwe nummers van dit blad? Het jaar 1987 gaat bijna fascineren.
Wat gebeurde er nog meer?
‘Ik ben altijd een halfbakken archivaris geweest.
Toen Jan Smit van Made in Rotterdam Friends in
Business overnam heb ik alles in vreugde
weggegooid. Dom. Maar mijn vrouw houdt niet
van rommel. We heb ik voor de kleinkinderen
een volle verhuisdoos bewaard met daarin alle in
de krant geplaatste ingezonden brieven waarin ik
als columnist de wind van voren krijg. Ik wilde die ‘Ik herinner me het fascinerende interview met
Koningin Juliana en Prins Bernhard ter gelegen-
heid van hun 50-jarige schijnhuwelijk. In die zin
een topprestatie van interviewster Maartje van
Weegen dat ze een sfeertje kweekte waarin met
name de ouwe Juliana leeg liep. Met de man met
wie Maartje getrouwd was en nog steeds is, Joop
Daalmeijer, begon ik in Schiedam mijn journalis-
tieke loopbaan in 1967 toen de vriendschap
uitlekte tussen prinses Margriet en de Schie-
damse student Pieter van Vollenhoven. We
sloegen bij wijze van spreken een tent op voor
het huis van zijn ouders aan de Burgemeester
Knappertlaan om geen seconde nieuws te
missen.
Toen ik twintig jaar later, in 1988, door Friends in
Business lid werd van de Marine Club in Rotter-
dam, niveau: kostuum, stropdas, drie Bloody
Mary's, was Jan-Willem van Vollenhoven
secretaris. Na afl oop van de maandmeeting
zakten we door aan de bar van het Atlanta Hotel
en als Prins Bernhard dan weer ondeugend in het
nieuws was geweest, lokte grootexpediteur Cees
Monden hem altijd uit de tent. Zo van: "Zeg
Jan-Willem, ga jij wel eens mee met die schoon-
vader van je broertje?" Maar hij mocht niks
zeggen over het Koninklijk Huis. "Toe nou,
Jan-Willem. We zijn kerels onder elkaar." Eén
keer versprak hij zich, zij het heel bescheiden. Hij
klaagde erover dat Juliana zo snel at. Daardoor
kreeg hij last van hongerklop, want als de
koningin was uitgegeten werden protocollair
altijd alle borden van tafel gehaald.’
‘Het waren
eigenlijk
schriftjes, met
een nietje’
kritiek niet wegmoffelen. Ik kon er trouwens
goed tegen. Ik had liever een brief met een
uitbrander, dan geen. En ik heb laatst bij jullie nog
de eerste drie exemplaren van Friends in Business
terug gezien. Pas toen zag ik dat dat eigenlijk
schriftjes waren, met een nietje. Het kreeg pas
ponem met een gelijmde rug. Ik zag er ook veel
grote spreadadvertenties van sigaren in. Als
Nederland was blijven roken, waren er nooit
zoveel bladen onderuit gegaan, want die branche
adverteerde zich een ongeluk.’
FRANK VIJG
ARCHIEF