3den toer werkt, dan van de rechter naar de linkerzijde teruggaande in deze 8 stek. 7 steken
werkt, zooals bij afb. No. 44 duidelijk door de laatste punt die in de bewerking is, wordt voor-gesteld; daarna werkt men weder van de linker naar de rechterzijde een toer van 6 lussen en
gaat op deze wijze voort tot dat de punt tot op 1 lus is afgewerkt. Door den draad eenige kee-
ren door de buitenste draden aan de rechterzijde van de punt te halen, voert men den draad
naar boven tot aan den laatsten van de 8 bovenste festonneersteken, werkt van daar af 1
festonneerst. in de naast bijzijnde lus van den 3den toer; hierna in de beide volg. lussen in elk
4 festonneerstek. voor het beginnen van eene nieuwe punt. De 5de toer vormt volgens de af-
beeld. in losse festonneerlussen de buitenste afsluiting van de punten.
Bij de kant onder afb. No. 45 en 46 gegeven, waarvoor men bij de uitvoering carton of
wasdoek onderlegt, bestaat de 1ste toer insgelijks uit festonneerlussen, die elk nog eens om-
wonden worden, zoodat zij gelijkmatige stokjes vormen. In den 2den toer worden de figuren
(koffieboontjes) uitgevoerd, waarvoor men in den eersten boog van den vorigen toer eene lus
haalt, die volgens de lengte van afb. No. 46 gegeven, aangehaald, door eene naald vastge-
houden en van boven naar beneden met den draad wordt omwonden; voor de volgende figuur
maakt men eene gelijke lus (waarvan de ligging op afbeelding No. 46 door eene dunne gladde
en een gestipte lijn is aangegeven) in den tweeden daaropvolg. boog en omwindt
haar even als de eerste, echter van beneden naar boven, alzoo voortgaande. Met
den 3den toer maakt men telkens 2 festonneerlussen van onderen in de verbin-
dingslus van de twee koffieboonfiguren. De 4de toer bestaat weder uit fes-
tonneerlussen, die door eene vaste of lossere omwinding van den draad
tot korte of langere stokjes gevormd worden, waarvan er 5 een boog
uitmaken. Met den 5den toer eindelijk omwindt men de buitenste
draden van deze bogen, waardoor zij bevestigd worden en een
koordachtigen rand verkrijgen.
Mutsemand.
Afb. No. 47. Knippatr. keerz. v. h. Supp. No. XIII,
Fig. 50. 16 N. el strooranden, nauwlijks 1 d. breed;
1 el bruin cachemir, 920 d. bruin wollen koord,
140 d. overspannen stalen reepen, carton, 2
vormen van knoopen
enz.
Het voor ons lig-
gende model heeft een
kogelvormigen vorm; het bestaat uit twee
helften, die nauwkeu-
rig op elkander moeten passen, elk gedeelte uit een ster van 6 bladvormige stukken, door randen dik stroo op carton genaaid gevormd, en die zoo-
danig met bruin cachemir worden gevoerd, dat van
laatstgenoemd tusschen elke twee bladeren een dof uit-komt. De punten van elk blad worden aan een stalen
rand met de voering overtrokken bevestigd, waardoor
de mand de vereischte stevigheid verkrijgt. Men kan in plaats van strooranden ook wollen of zijden veter-
band opnaaien of de geheele ster met vaste steken gehaakt uitvoeren, eene voering van bruine
of licht gekleurde taf zou de sierlijkheid van de mand veel verhoogen. Volgens ons
model knipt men voor elke ster naar fig. 50, dat een derde gedeelte hiervoor
geeft, een stuk car-
ton in het geheel, zoo, dat het carton langs de uit kleine
streepjes bestaande
lijnen aaneen genomen
wordt. Langs de voor-geteekende lijnen op
het knippatr. naait
men de strooranden
zoodanig op het
cartonnen ge-
deelte, dat elk
blad een af-
gesloten geheel vormt. Men begint hiermede aan den buitenrand van
een blad en werkt in afzonderlijke rijen van een punt van een blad af
tot aan de andere, waarbij de einden van de randen aldaar
gedurig doorgesneden, gekruist en onder de voorgaande rij verborgen worden. De randen die elk met de lange zijden een weinig over elkander moeten liggen, schijnen daardoor in het midden van elk blad door elkander gevlochten. Na voltooiing van de ster omgeeft men elk blad volgens de afb. met het reeds genoemde koord en naait de punten op regelmatige afstanden op een stalen rand van 70 d. die tot eene ronding gesloten is, waardoor de halve kogel gevormd wordt. De stalen rand wordt evenwel vooraf in den buitenrand van elke helft die voor de voering is bestemd gezoomd, elk gedeelte voor de voering wordt cirkelvormig gesneden, moet eene doorsnede van 38 d. hebben en aan de binnenzijde de omtrekken van de bladeren volgende, hieraan gehecht worden. De beide nu voltooide helften van de mand verbindt men, de plaats hiervan naar welgevallen nemende met een bruin wollen band ongeveer 4 d. lang, dat voor scharnier moet dienen. Aan de tegenovergestelde zijde worden de handvatsels bevestigd, die elk uit een stroorand van 25 d. lengte met koord omgeven, bestaan. Insgelijks naar aanwijzing van de afb., wordt aan den buitenrand van elke helft een met de stof overtrokken en stersgewijze met stroodraden overspannen knoop, alsmede aan een van deze knoopen eene lus van dik gomelastiek koord aangebracht.
138 DE GRACIEUSE. [19 Juli 1866. 4e Jaargang.]
Doos voor lingerien.
Afb. No. 48 en 49. Knippat. en teekening: keerz. v. h. Supp., No. XI, fig. 47 en 48.
170 d. licht blauw mousseline de laine, 582 d. taffen lint van dezelfde kleur 1½ d.
breed, 460 d. blauw taffen lint 2½ d. breed, neteldoek, batist, batist, fijne zwarte
naaizijde, carton.
Deze doos dient om op reis het fijne linnengoed in te pakken. Kragen, manchetten,
nachtmutsen, zakdoeken enz. worden hierin geschikt, door lussen van band in den bo-
dem van de doos aangebracht, vastgemaakt en zoo gepakt in den reiskoffer gedaan.
Het linnengoed wordt op deze wijze minder gedrukt. Het model is van carton en mous-
seline de laine vervaardigd, op de bovenzijde met applicationwerk van neteldoek en ba-
tist bekleed, voorts met blauw taffen ruches versierd. Ter vervaardiging van de doos
knipt men van carton naar elk der fig. 47 en 48 twee gedeelten langs de middellijn in
het geheel, verder voor het overslag insgelijks naar fig. 47 een gedeelte in het geheel,
echter slechts tot aan de aldaar voorgeteekende gladde lijn. Al de cartonnen gedeelten
overtrekt men eerst aan beide zijden met blauw mousseline de laine of iets derge-
lijks, waarbij de randen van de stof tegen elkander worden ingeslagen. De dof-
fen die voor de souffletten van de doos dienen, bestaan uit eene strook van de
stof 270 d. lang, 15 d. breed, aan beide lange zijden ingerimpeld. Men ver-
bindt de dof over den kant genaaid, eerst aan den bodem (een der grootste
gedeelten). De naad, die later aan de binnenzijde van den bodem wordt
uitgevoerd, wordt door een omboordsel van blauw taffen lint 1½ d. breed
bedekt en de bodem aan de lange zijde met drie lussen elk 10 d. lang
voorzien. De beide zijkleppen (fig. 48) voorts het deksel en het overslag
worden elk, uitgenomen de lange zijden, met hetzelfde lint omboord
en dan aan deze lange zijden en insgelijks door het mede
vatten van den bovenrand van de dof, zoodanig als afb.
No. 49 voorstelt verbonden. Het borduurwerk van het deksel en het overslag wordt op batist en neteldoek met
fijne zwarte zijde uitgevoerd; het neteldoeksche gedeelte
rondom met bijvoeging van een omslag 1 d. breed voor
den zoom in de geheele
grootte voor het daar-
mede te versieren ge-
deelte geknipt, terwijl het batist, dat men bij het begin van het bor-
duren onder het netel-doek hecht, slechts tot
op de hoogte van de figuren van het patroon behoeft te
reiken. Fig. 47 geeft de helft van de teekening voor het
deksel, voorts het woord “lingeries” dat zich op het overslag bevindt; het midden van het eerste is door eene
gestipte lijn aangegeven. De omtrekken van de bladeren
en bloemen zijn met kleine festonneersteken, de aderen en
meeldraden van de bloemen, voorts de omtrekken van de
takken en letters met den schuinen steelsteek gewerkt, de kelk van de bloem dik geborduurd. De aderen
van de bladeren gedeeltelijk met point russe, gedeeltelijk met den vischgraatsteek, die vol-
gens de teekening gedurig naar eene zijde gewerkt worden. Na voltooiing van het borduurwerk knipt men langs de omtrekken het batist, dat zich aan de achterzijde
bevindt, zorgvuldig
weg, zoomt den buitenrand van het
geborduurde ge-
deelte en hecht het zoodanig op het
deksel en overslag,
dat om het te kun-
nen wasschen het
gemakkelijk afge-
tarnd kan wor-
den. Eindelijk
omgeeft men
elk geborduurd gedeelte met eene ruche van blauw taffen lint 2½ d. br. en
brengt in het midden van het overslag eene lus van blauw koord, aan de
overeenkomende plaats op het deksel, een met blauwe zijde overspon-
nen knoop, daarvoor bestemd, aan. Men kan evenwel naar verkie-
zing het borduurwerk ook op cachemir in bonte kleuren uit-
voeren of in plaats hiervan slechts gekleurd soutache opnaaien.
Beschijving van de parijsche modeplaat.
Toilet buiten de stad. (Jonge dame.) Stroohoed in den
vorm van een schuitje, met een krans madeliefjes en koren-
bloemen. Taffen strikbanden.
Corsage van effen neteldoek, om den hals en langs den bui-
tenkant van de mouwen met taf gegarneerd. Taffen ceintuur met
bretellen. Het neteldoek is ingerimpeld en vormt doffen van
voren en van achteren tusschen de bretellen. Op elken arm een
strik van zijden koord met grelots. Rok van Chineesche zijde,
gegarneerd met taffen biais.
Toilet in de stad. Hoed van rijststroo, van voren met
een tullen punt; rondom den geheelen hoed loopt een taffen ruche. Breede taffen strikbanden. Bouquetje van klaprozen en
grassprieten.
Taffen kleedje, forme princesse. Hooge corsage, van onderen
rond. Door een zijden galon, iets donkerder dan de rok, wordt
een kraagje nagebootst, er loopt een guipure kantje omheen.
De gladde mouw is even als de corsage met galon en met guipure gegarneerd. Van voren op den rok eene rij cameën.
Ceintuur met eene agrafe van cameën.
De rok is van onderen gegarneerd met twee rijen slingers van zijden galon, elk ovaal wordt vastgehouden door eene camee en
door zijden grelots.
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 47. Mutsemandje.
Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 50.
No. 48. Doos voor lingeriën. Van buiten gezien.
Knip- en borduurpatroon, keerzijde van het Supplement No. XI, Fig. 47 en 48.
No. 44. Bewerking van de genaaide kant. Bij afb. No. 43.
No. 43. Genaaide kant.
No. 42. Vierkant uitgesneden blouse met een onderlijfje. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. III, Fig. 9―15.
No. 49. Doos voor lingeriën. Van binnen gezien.
No. 45. Genaaide kant.
No. 46. Bewerking van de genaaide kant. Bij afb. No. 45.