De Gracieuse 19 July 1866 | Page 8

3den toer werkt, dan van de rechter naar de linkerzijde teruggaande in deze 8 stek. 7 steken

werkt, zooals bij afb. No. 44 duidelijk door de laatste punt die in de bewerking is, wordt voor-gesteld; daarna werkt men weder van de linker naar de rechterzijde een toer van 6 lussen en

gaat op deze wijze voort tot dat de punt tot op 1 lus is afgewerkt. Door den draad eenige kee-

ren door de buitenste draden aan de rechterzijde van de punt te halen, voert men den draad

naar boven tot aan den laatsten van de 8 bovenste festonneersteken, werkt van daar af 1

festonneerst. in de naast bijzijnde lus van den 3den toer; hierna in de beide volg. lussen in elk

4 festonneerstek. voor het beginnen van eene nieuwe punt. De 5de toer vormt volgens de af-

beeld. in losse festonneerlussen de buitenste afsluiting van de punten.

Bij de kant onder afb. No. 45 en 46 gegeven, waarvoor men bij de uitvoering carton of

wasdoek onderlegt, bestaat de 1ste toer insgelijks uit festonneerlussen, die elk nog eens om-

wonden worden, zoodat zij gelijkmatige stokjes vormen. In den 2den toer worden de figuren

(koffieboontjes) uitgevoerd, waarvoor men in den eersten boog van den vorigen toer eene lus

haalt, die volgens de lengte van afb. No. 46 gegeven, aangehaald, door eene naald vastge-

houden en van boven naar beneden met den draad wordt omwonden; voor de volgende figuur

maakt men eene gelijke lus (waarvan de ligging op afbeelding No. 46 door eene dunne gladde

en een gestipte lijn is aangegeven) in den tweeden daaropvolg. boog en omwindt

haar even als de eerste, echter van beneden naar boven, alzoo voortgaande. Met

den 3den toer maakt men telkens 2 festonneerlussen van onderen in de verbin-

dingslus van de twee koffieboonfiguren. De 4de toer bestaat weder uit fes-

tonneerlussen, die door eene vaste of lossere omwinding van den draad

tot korte of langere stokjes gevormd worden, waarvan er 5 een boog

uitmaken. Met den 5den toer eindelijk omwindt men de buitenste

draden van deze bogen, waardoor zij bevestigd worden en een

koordachtigen rand verkrijgen.

Mutsemand.

Afb. No. 47. Knippatr. keerz. v. h. Supp. No. XIII,

Fig. 50. 16 N. el strooranden, nauwlijks 1 d. breed;

1 el bruin cachemir, 920 d. bruin wollen koord,

140 d. overspannen stalen reepen, carton, 2

vormen van knoopen

enz.

Het voor ons lig-

gende model heeft een

kogelvormigen vorm; het bestaat uit twee

helften, die nauwkeu-

rig op elkander moeten passen, elk gedeelte uit een ster van 6 bladvormige stukken, door randen dik stroo op carton genaaid gevormd, en die zoo-

danig met bruin cachemir worden gevoerd, dat van

laatstgenoemd tusschen elke twee bladeren een dof uit-komt. De punten van elk blad worden aan een stalen

rand met de voering overtrokken bevestigd, waardoor

de mand de vereischte stevigheid verkrijgt. Men kan in plaats van strooranden ook wollen of zijden veter-

band opnaaien of de geheele ster met vaste steken gehaakt uitvoeren, eene voering van bruine

of licht gekleurde taf zou de sierlijkheid van de mand veel verhoogen. Volgens ons

model knipt men voor elke ster naar fig. 50, dat een derde gedeelte hiervoor

geeft, een stuk car-

ton in het geheel, zoo, dat het carton langs de uit kleine

streepjes bestaande

lijnen aaneen genomen

wordt. Langs de voor-geteekende lijnen op

het knippatr. naait

men de strooranden

zoodanig op het

cartonnen ge-

deelte, dat elk

blad een af-

gesloten geheel vormt. Men begint hiermede aan den buitenrand van

een blad en werkt in afzonderlijke rijen van een punt van een blad af

tot aan de andere, waarbij de einden van de randen aldaar

gedurig doorgesneden, gekruist en onder de voorgaande rij verborgen worden. De randen die elk met de lange zijden een weinig over elkander moeten liggen, schijnen daardoor in het midden van elk blad door elkander gevlochten. Na voltooiing van de ster omgeeft men elk blad volgens de afb. met het reeds genoemde koord en naait de punten op regelmatige afstanden op een stalen rand van 70 d. die tot eene ronding gesloten is, waardoor de halve kogel gevormd wordt. De stalen rand wordt evenwel vooraf in den buitenrand van elke helft die voor de voering is bestemd gezoomd, elk gedeelte voor de voering wordt cirkelvormig gesneden, moet eene doorsnede van 38 d. hebben en aan de binnenzijde de omtrekken van de bladeren volgende, hieraan gehecht worden. De beide nu voltooide helften van de mand verbindt men, de plaats hiervan naar welgevallen nemende met een bruin wollen band ongeveer 4 d. lang, dat voor scharnier moet dienen. Aan de tegenovergestelde zijde worden de handvatsels bevestigd, die elk uit een stroorand van 25 d. lengte met koord omgeven, bestaan. Insgelijks naar aanwijzing van de afb., wordt aan den buitenrand van elke helft een met de stof overtrokken en stersgewijze met stroodraden overspannen knoop, alsmede aan een van deze knoopen eene lus van dik gomelastiek koord aangebracht.

138 DE GRACIEUSE. [19 Juli 1866. 4e Jaargang.]

Doos voor lingerien.

Afb. No. 48 en 49. Knippat. en teekening: keerz. v. h. Supp., No. XI, fig. 47 en 48.

170 d. licht blauw mousseline de laine, 582 d. taffen lint van dezelfde kleur 1½ d.

breed, 460 d. blauw taffen lint 2½ d. breed, neteldoek, batist, batist, fijne zwarte

naaizijde, carton.

Deze doos dient om op reis het fijne linnengoed in te pakken. Kragen, manchetten,

nachtmutsen, zakdoeken enz. worden hierin geschikt, door lussen van band in den bo-

dem van de doos aangebracht, vastgemaakt en zoo gepakt in den reiskoffer gedaan.

Het linnengoed wordt op deze wijze minder gedrukt. Het model is van carton en mous-

seline de laine vervaardigd, op de bovenzijde met applicationwerk van neteldoek en ba-

tist bekleed, voorts met blauw taffen ruches versierd. Ter vervaardiging van de doos

knipt men van carton naar elk der fig. 47 en 48 twee gedeelten langs de middellijn in

het geheel, verder voor het overslag insgelijks naar fig. 47 een gedeelte in het geheel,

echter slechts tot aan de aldaar voorgeteekende gladde lijn. Al de cartonnen gedeelten

overtrekt men eerst aan beide zijden met blauw mousseline de laine of iets derge-

lijks, waarbij de randen van de stof tegen elkander worden ingeslagen. De dof-

fen die voor de souffletten van de doos dienen, bestaan uit eene strook van de

stof 270 d. lang, 15 d. breed, aan beide lange zijden ingerimpeld. Men ver-

bindt de dof over den kant genaaid, eerst aan den bodem (een der grootste

gedeelten). De naad, die later aan de binnenzijde van den bodem wordt

uitgevoerd, wordt door een omboordsel van blauw taffen lint 1½ d. breed

bedekt en de bodem aan de lange zijde met drie lussen elk 10 d. lang

voorzien. De beide zijkleppen (fig. 48) voorts het deksel en het overslag

worden elk, uitgenomen de lange zijden, met hetzelfde lint omboord

en dan aan deze lange zijden en insgelijks door het mede

vatten van den bovenrand van de dof, zoodanig als afb.

No. 49 voorstelt verbonden. Het borduurwerk van het deksel en het overslag wordt op batist en neteldoek met

fijne zwarte zijde uitgevoerd; het neteldoeksche gedeelte

rondom met bijvoeging van een omslag 1 d. breed voor

den zoom in de geheele

grootte voor het daar-

mede te versieren ge-

deelte geknipt, terwijl het batist, dat men bij het begin van het bor-

duren onder het netel-doek hecht, slechts tot

op de hoogte van de figuren van het patroon behoeft te

reiken. Fig. 47 geeft de helft van de teekening voor het

deksel, voorts het woord “lingeries” dat zich op het overslag bevindt; het midden van het eerste is door eene

gestipte lijn aangegeven. De omtrekken van de bladeren

en bloemen zijn met kleine festonneersteken, de aderen en

meeldraden van de bloemen, voorts de omtrekken van de

takken en letters met den schuinen steelsteek gewerkt, de kelk van de bloem dik geborduurd. De aderen

van de bladeren gedeeltelijk met point russe, gedeeltelijk met den vischgraatsteek, die vol-

gens de teekening gedurig naar eene zijde gewerkt worden. Na voltooiing van het borduurwerk knipt men langs de omtrekken het batist, dat zich aan de achterzijde

bevindt, zorgvuldig

weg, zoomt den buitenrand van het

geborduurde ge-

deelte en hecht het zoodanig op het

deksel en overslag,

dat om het te kun-

nen wasschen het

gemakkelijk afge-

tarnd kan wor-

den. Eindelijk

omgeeft men

elk geborduurd gedeelte met eene ruche van blauw taffen lint 2½ d. br. en

brengt in het midden van het overslag eene lus van blauw koord, aan de

overeenkomende plaats op het deksel, een met blauwe zijde overspon-

nen knoop, daarvoor bestemd, aan. Men kan evenwel naar verkie-

zing het borduurwerk ook op cachemir in bonte kleuren uit-

voeren of in plaats hiervan slechts gekleurd soutache opnaaien.

Beschijving van de parijsche modeplaat.

Toilet buiten de stad. (Jonge dame.) Stroohoed in den

vorm van een schuitje, met een krans madeliefjes en koren-

bloemen. Taffen strikbanden.

Corsage van effen neteldoek, om den hals en langs den bui-

tenkant van de mouwen met taf gegarneerd. Taffen ceintuur met

bretellen. Het neteldoek is ingerimpeld en vormt doffen van

voren en van achteren tusschen de bretellen. Op elken arm een

strik van zijden koord met grelots. Rok van Chineesche zijde,

gegarneerd met taffen biais.

Toilet in de stad. Hoed van rijststroo, van voren met

een tullen punt; rondom den geheelen hoed loopt een taffen ruche. Breede taffen strikbanden. Bouquetje van klaprozen en

grassprieten.

Taffen kleedje, forme princesse. Hooge corsage, van onderen

rond. Door een zijden galon, iets donkerder dan de rok, wordt

een kraagje nagebootst, er loopt een guipure kantje omheen.

De gladde mouw is even als de corsage met galon en met guipure gegarneerd. Van voren op den rok eene rij cameën.

Ceintuur met eene agrafe van cameën.

De rok is van onderen gegarneerd met twee rijen slingers van zijden galon, elk ovaal wordt vastgehouden door eene camee en

door zijden grelots.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 47. Mutsemandje.

Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 50.

No. 48. Doos voor lingeriën. Van buiten gezien.

Knip- en borduurpatroon, keerzijde van het Supplement No. XI, Fig. 47 en 48.

No. 44. Bewerking van de genaaide kant. Bij afb. No. 43.

No. 43. Genaaide kant.

No. 42. Vierkant uitgesneden blouse met een onderlijfje. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. III, Fig. 915.

No. 49. Doos voor lingeriën. Van binnen gezien.

No. 45. Genaaide kant.

No. 46. Bewerking van de genaaide kant. Bij afb. No. 45.