De Gracieuse 15 May 1865 | Page 8

het jaquetje met smalle turksche randen, ongeveer 1 d. breed, met bonte eikelvormige grelots van passementwerk, en ook met smalle

zwarte kant, zooals de afbeelding dit te zien geeft, versierd. Men

kan het jakje naar verkiezing met geglansd cassa of met dunne

zijde voeren. Wil men eene blouse naar dit model

vervaardigen, dan moet men naar elk der figuren

40, 41, 45 en 46 twee gelijke gedeelten

knippen en bij de voorstukken Fig. 40

op een zoom ongeveer 3 duim

breed, voor de knoopen en

knoopsgaten rekenen. Fig. 42 en 43 worden aaneen, de kraag dubbel geknipt, waarbij men de dunne lijn

op de dubbel toegevouwen stof

legt. Voor elke mouw knipt men naar Fig.

44, twee

stukken, waarbij men op de afwijkende lijnen voor het uitsnij-

den van het onderste gedeelte moet letten. Daarna wordt de

zoom van het regter voorstuk met de voorgeteekende knoopsga-

ten en ook langs de beide zijden met kant en het belegsel voor-

zien; de beide voorstukken met figuren in den vorm van pattes welke wij voor zoo ver de ruimte dit veroorloofde op het patroon

hebben voorgeteekend, met het passement en de grelots versierd,

en op den zoom van het linker voorstuk de noodige knoopen gezet. Nu naait

men Fig. 41 en 42 volgens de over-eenstemmende letters aan elkaar, en

wel twee gedeelten van de bovenstof

en een gedeelte van de voering, ter-

wijl met het tweede gedeelte van de voering de naad wordt overgenaaid en de inslagen er alzoo tusschen liggen.

Met den zijnaad van R tot S hecht men

tevens een gedeelte van de ceintuur

die eerst met stijf gaas en voering voorzien en rondom gegarneerd is,

mede vast en wel S aan S en punt aan punt; zij wordt met eene gesp of

ook wel met haken en oogen gesloten.

Nadat de twee gedeelten van den kraag

van onderen aan den rand tegen elkaar zijn genaaid, wordt hij met

kant en passement gegarneerd, met

ster aan ster en met punt aan punt aan het uitsnijdsel van den hals gezet, en met een knoop en een knoopsgat voorzien. Van onderen

wordt de rand van de blouse tegen de

voering genaaid. Nu garneert men de

twee gedeelten van den schoot tot aan

den zijnaad met passement en zet er nog aan den buitenrand een smal zwart

kantje om heen, dat nogmaals zooda-

nig om het passement dat de naden van het lijf van achteren bedekt, heen

loopt, dat de puntjes op den rug val-

len. De twee halve gedeelten van de mouw worden van V tot W en van U tot Z ver-bonden en dan gegarneerd

waarna men er het patten-

figuur op den naad, dat aldaar slechts gedeeltelijk op het knippatroon is aangegeven, naar dat hetwelk wij op fig.

44 geheel hebben afgeteekend oplegt. Nu hecht men den revers fig. 45 op de voering, naait hem van U tot kruis aaneen, legt er aan de twee lange zijden het passement en de kant op en zet hem

met U aan U en W aan W op de mouw. Deze wordt nu in het armsgat gezet waar om heen

men eerst een

ingenaaid

koordje heeft

geregen. Y moet op Y van het

voorstuk vallen.

Kraag met mouwen met een koraal-figuur.

Afb. No. 69 en 70. Knippatr. keerzijde v. h. Supplement

No. VII, Fig. 53 en 54.

Fig. 53 geeft de helft van den

kraag, dien men aaneen uit de dub-bele stof, daarbij op een inslag re-kenende, knippen moet. Deze twee

gedeelten, hecht men nu met een voorsteekje ½ d. van den buitenrand af op elkaar, keert dan het werk van binnen naar buiten om, zoodat de inslagen van de naden be-

dekt zijn en legt er bovenop

twee rijen

stiksteken

langs. Na-dat het pa-troon door

middel van copieerpapier op het linnen of cassa is overgetee-kend, voert men het met fransch borduurwerk uit, men behoort echter bij het verbonden der takjes zeer naauwkeurig te werk

te gaan; zij moeten zich namelijk zoodanig met den steel ver-eenigen, dat deze er als een zeer dun koordje regelmatig door

heen loopt; als men dit nalaat, dan wordt de gedaante van het koraal

niet goed weergegeven, waardoor het sierlijke geheel verloren gaat.

De manchette welke bij dezen kraag behoort wordt naar Fig. 54 geknipt en op dezelfde wijze als de kraag vervaardigd.

Omhoog staand kraagje met

geplooid garnituur.

Afb. No. 71 en 72.

Voor dit omhoog staande kraagje heeft

men een dubbelen reep linnen 3 d. breed

noodig, waarop men de puntjes waarvan wij onder afbeelding No. 72 een gedeelte aangeven, regelmatig voortzet, de bui-

tenste omtrekken worden met borduurkatoen gefestonneerd, de lijn van het grieksche figuur die om elk puntje loopt met den

steelsteek, de kleine driehoekjes en de

bloempjes met fransch borduurwerk

uitgevoerd, van de laatsten zijn de blaadjes gespleten, terwijl er zich in het midden een vetergaatje bevindt. Als het borduurwerk voltooid is,

dan knipt men de stof rondom

de punten weg en naait er

aan den verkeerden kant

waarbij men slechts in de on-derste laag van de stof steekt het garnituur dat ½ d. boven den rand van de puntjes uit

moet komen, tegen. Dit gar-nituur bestaat uit een reep batist 2½ d. breed die aan den

rand van boven smal gezoomd, dan gepijpt, en aan den rand

van onderen smal geboord is.

Borduurpatroon voor

lingeriën.

Afb. No. 73.

Met deze afbeelding geven wij nog een lief patroon voor kragen, manchetten en tevens voor allerlei soort van kin-derkleêren. De regt loopende lijn en ook de kleine schel-

pen worden gefestonneerd; als men de omtrekken een paar

malen heeft geregen dan wordt de stof eerst in het midden van de puntjes even als bij engelsch borduurwerk weg ge-knipt; de bloempjes en blaad-

jes met fransch bor-

duurwerk uitgevoerd;

de blaadjes van de bloempjes moeten ge-

spleten zijn, in het midden bevindt zich een vetergaatje. Rond

96 DE GRACIEUSE. [15 Mei 1865. 3e Jaargang.]

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 61. Kraag met zwarte festonnen. Knipp. keerz.

v. h. Suppl. No. VI. Fig. 47―50.

No. 73. Borduurpatroon voor lingeriën.

No. 63. Kraag met kantsteken versierd.

Blouse met schoot.

Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. V. Fig. 40―46.

No. 75. Achterzijde.

No. 71. Omhoog staand kraagje met geplooid garnituur.

No. 74. Voorzijde.

No. 64. Mouw

behoorende

bij den kraag

No. 63. Knipp.

keerz. v. h.

Suppl. No. X. Fig. 60.

No. 66. Mouw

behoorende bij den

kraag No. 65. Knipp.

keerz. v. h. Suppl. No. VIII. Fig. 56.

No. 65. Kraag met Turksch borduurwerk. Knipp. keerz.

v. h. Suppl. No. VIII. Fig. 55.

No. 67. Borduurpatroon voor den kraag

No. 65. Oorspronkelijke grootte.

No. 72. Borduurpatroon voor het kraagje No. 71.

Oorspronkelijke grootte.

om de schelpen wordt de stof naderhand insgelijks weg ge-

knipt.

Blouse met schoot.

Afb. No. 74 en 75. Knippatr. keerz. v. h. Supplem.

No. V, Fig. 40―46.

Het hiernevens voorgestelde model is zoowel door den vorm als door het garnituur evenzeer geschikt om van cachemir of

zijde vervaardigd, naar verkiezing op een anderen rok gedra-

gen te worden als om het voor een lijf van

een kleedje te gebruiken. De kleine schoot waarmede de jaquette van achteren is voor-zien, valt over de taille heen terwijl de voor-stukken in den vorm van eene blouse, van onderen met den rok en door eene ceintuur

bedekt zijn. Ons model uit rood cachemir be-

staande, helt ook wat de kleur betreft

tot het oostersche over; verder is

No. 68. Borduurpatroon voor lingeriën.

No. 69. Kraag met een koraal-figuur. Knipp.

keerz. v. h. Suppl. No. VII. Fig. 53.

No. 62.

Mouw behoo-

rende bij den

kraag No. 61.

Knipp. keerz. v.

h. Suppl. No. VI.

Fig. 51 en 52.

No. 70.

Mouw behoo-

rende bij den kraag

No. 65. Knipp. keerz. v.

h. Suppl. No. VII. Fig. 54.