Do’s en don’ts voor onderwijsprofessionals
2.4 Overmoed
(Passief, veel zelfvertrouwen)
Dit is, in veel opzichten, de ‘klassieke’ uitsteller, en dit type
zal u dan ook het bekendst voorkomen. Deze student zal
niet beginnen tot het bijna te laat is, zal niet actief bezig
zijn met het vergaren van kennis, en heeft veel zelfver-
trouwen.
Hoe herken je deze student:
Overmoedige studenten
• slaan zonder bezwaar colleges over;
• zijn optimistisch;
• zullen zich tijdens colleges laten horen –
als ze aanwezig zijn;
• zullen nachten doorhalen;
• zijn feestbeesten of gamers.
Typische uitspraken voor deze student:
• “Ik presteer het beste onder druk.”
• “Ik kan best een boek in één week uitlezen als dat bete-
kent dat ik nu twee weken vrij heb.”
• “De docent komt er toch niet achter als ik mijn werk
afraffel.”
• “Als ik een krappe voldoende kan halen door een
samenvatting van iemand anders te lezen, dan
doe ik dat.”
• “Ik zou er wel aan gaan werken, maar mijn huisgenoten
sleepten me mee naar de kroeg.”
• “Morgen inleveren? Morgen maken.”
• “Weet je wie zich druk maakt over studeren?
Toekomstige-ik.”
Do’s en don’ts
Wel doen:
• Streng zijn voor deze student.
Maak hem duidelijk dat je elke
week goede kwaliteit verwacht.
• Geen smoesjes toestaan. Zelfs
geldig klinkende excuses zou-
den geen reden mogen zijn om
werk te laat in te leveren.
• Vraag deze student zijn werk
elke week te laten zien. Hij zal
nachten doorhalen om dat te
bereiken, maar dan is hij in elk
geval op tijd begonnen.
• Intellectueel dominant zijn. Als
deze student het gevoel heeft
dat hij u voor de gek kan hou-
den, zal hij respect voor uw
grenzen verliezen.
Niet doen:
• De student complimenteren
over zijn werk als dit onder
maats is. Doe dat alleen bij écht
goed werk.
• Begrip tonen voor de persoon
lijke omstandigheden van de
student. Stel juist niet-onder-
handelbare grenzen in.
• De student het gevoel geven dat
het ‘slechts’ om een tentamen of
paper gaat. Deze student onder
schat de taken toch al.
11