BNL dummy 2018 | 页面 14

14 | BOUWENDNL | December 2017 | Tekst | Jan Willem Kommer OMGEVINGSWET "MEER TIJD OM TE OEFENEN" De invoering van de Omgevingswet is uitgesteld, 1 januari 2019 wordt niet gehaald. Robin Droogendijk en Anouk van Dam van adviesbureau Mees Ruimte & Milieu zien daar de zonnige zijde van. “Iedereen heeft nu extra tijd om zich goed voor te bereiden op wat komen gaat.” OMGEVINGSWET | December 2017 | BOUWENDNL | 15 Foto | René van den Burg Robin Droogendijk en Anouk van Dam rondden vorig jaar hun rechtenstudie aan de Hogeschool Leiden succesvol af met een onderzoek op het terrein van Omgevingswet. Droogendijk richtte zich op Burgerparticipatie in de nieuwe Omgevingswet en Van Dam wierp licht op de Kruimelgevallen­ regeling en de positie ervan in de Omgevingswet. Beiden scoorden een 9,1 met hun onderzoek naar materie die de Bouw en Infra zonder meer raakt. Kruimelgevallenregeling verdwijnt Van 26 wetten naar één wet, van 4.700 artikelen naar 349, van 120 Algemene Maatregelen van Bestuur naar 4, van 120 ministeriële regelingen naar ongeveer 10. Dat is in het kort de verandering waar de Omgevingswet voor gaat zorgen. Een van die vele regelingen is de Kruimelgevallenregeling. Die maakt het mogelijk om in specifieke gevallen af te wijken van het bestemmingsplan zonder dat daar het gebruikelijke uitgebreide traject van ontwerp­besluit en zienswijzen voor doorlopen hoeft te worden. “Die procedure kan wel een half jaar in beslag nemen terwijl het traject voor Kruimelgevallen maar een week of acht duurt”, zegt Anouk van Dam. Met de komst van de Omgevingswet vervalt de Kruimelgevallenregeling. Hij is dan ook niet echt meer nodig want de nieuwe wet keert in feite de huidige situatie om. “Er is straks een limitatieve lijst die aangeeft voor welk soort projecten de uitgebreide procedure van zo’n 26 weken moet worden doorlopen om te mogen afwijken van het omgevingsplan”, legt Van Dam uit. ”De hoofdregel is echter dat je daar de reguliere procedure voor moet volgen, en die beslaat maar acht weken, net als nu bij de Kruimelgevallenregeling.” Onzekerheid troef Dat klinkt fantastisch voor de Bouw en Infrasector maar het baart de Bachelor of Laws zorgen dat op die lijst voor de uitgebreide procedure stedelijke ontwikkelingsplannen staan en dat niet duidelijk is afgebakend wat daar precies onder valt. “En als dat niet alsnog gebeurt dan moet straks misschien wel voor de helft van de projecten de uitgebreide procedure gevolgd worden.” Het is een erfenis uit de Kruimelgevallenregeling. Daar levert het ontbreken van een duidelijke omschrijving ook al problemen op omdat stedelijke ontwikkelingsplannen door een MER-besluit uitgezonderd kunnen worden van de regeling. “En dat terwijl de Kruimelgevallenregeling juist bedoeld is om bijvoorbeeld transformaties van kantoorpanden naar woningen sneller te kunnen "In ieder geval heb je geen partijen die een procedure beginnen alléén omdat ze zich niet gehoord voelen" doorvoeren. Zolang niet duidelijk is of dergelijke projecten als stedelijke ontwikkelingsplannen moeten worden gezien, blijft het lastig om in te schatten welke weg je het best kunt bewandelen om een ­vergunning te krijgen.” Soepeler procedures Wat wél duidelijk is, is dat de Omgevingswet de initiatiefnemer van een bouwproject verplicht om een participatietraject te organiseren. Robin Droogendijk, die afstudeerde op dat onderwerp, denkt dat veel bouwers en ontwikkelaars dat als een hinderlijke extra stap zien. “Het betekent inderdaad meer werk in het voortraject, maar het doel ervan is om procedures soepeler te laten verlopen en de kans op bezwaar- en beroepszaken te verkleinen.” Helemaal te voorkomen zijn die natuurlijk niet. Ook al zijn alle stakeholders er al in een vroege fase bij betrokken, dat wil niet zeggen dat ze het met de plannen eens zijn. “Maar in ieder geval heb je geen partijen die een procedure beginnen alléén omdat ze zich niet gehoord voelen. En het kan helpen om een kwaliteitsslag te slaan.” Goed communiceren is essentieel Er zijn veel manieren waarop stakeholders bij een project kunnen worden betrokken; van simpelweg informeren tot en met meebeslissen aan toe. In principe is de initiatiefnemer vrij om de vorm te kiezen die hij het best vindt passen; er moet immers maatwerk kunnen worden geleverd. Gemeentes kunnen echter wel punten benoemen waarop ze een participatie­traject toetsen. “Je doet er als initiatiefnemer dus goed aan om vooraf bij de gemeente na te vragen wat de eventuele eisen zijn”, zegt Droogendijk. Verder is volgens haar een goed participatieplan belangrijk. “Eerst de "Zonder duidelijkheid wat stedelijke ontwikkelingsplannen precies zijn moet straks misschien wel voor de helft van de projecten de uitgebreide procedure gevolgd worden" kernpunten van je project in kaart brengen en op basis daarvan bepalen welke stakeholders er bij betrokken moeten worden en hoe en wanneer dat moet gebeuren.” Mogelijk heeft de gemeente tips voor een succesvolle aanpak. Die moet immers zelf ook regelmatig participatietrajecten organiseren. Boven alles zijn goede communicatieve vaardigheden essentieel, vindt Droogendijk. “Denk aan luisteren, samenvatten en doorvragen. En een goede terugkoppeling geven van de uiteindelijke keuzes die zijn gemaakt.” Het uitstel biedt volgens haar extra tijd om daar mee te oefenen. Burgerparticipatie hoef je immers niet pas in te zetten zodra het verplicht wordt. •