BEHIND THE STARS MEI 2022 | Page 53

‘LATER, LATER…’

Op 24 mei 2008 regent het op het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Ik heb verteld dat ik haar als kunstenaar kan leren toveren. Dat ik haar kan leren de zon te laten schijnen als het regent. Dat ik haar kan leren lachen als zij moet huilen. Dat ik haar kan leren messen te veranderen in rozen.

En ik weet, met tranen in mijn ogen, dat ik lieg.

Maar ik hoop wel dat wij samen, al is het maar voor even, haar angstige wereldje kunnen inkleuren - met troost en vergetelheid en de vluchtige afleiding van het schilderen.

Zij heet Anna. Zij is pas vijf of zes jaar. Zij heeft zeven gekleurde elastiekjes in de paar haarstrengetjes die zij nog heeft. Haar gezichtje is gezwollen van de prednison en haar grote blauwe, ronde ogen kijken naar al die verf, penselen en het lege doekje die ik heb meegebracht.

Zij is heel erg ziek. Het duurt lang en het kost veel overredingskracht om haar aan het schilderen te zetten. Zij is angstig en verlegen. “Anna, wat zou je willen schilderen?” vraag ik. Zij kruipt weg in de veilige armen van haar moeder.

“Anna,” vraag ik, “heb je misschien een lievelingsknuffel of een poes of een hondje?”

Anna schudt nee. “Zullen wij dan samen iets anders schilderen, lieverd?” Anna knikt verlegen en klemt haar lipjes stevig op elkaar.

Ik maak de verf aan en geef haar een penseel. Ik zie dat zij uitslag heeft op haar kleine handjes en ook gaatjes voor het misselijkmakende infuus vol gif, dat zij vast tegenstribbelend heeft moeten laten inbrengen. En ik voel de eindeloze weg die zij, hartverscheurend huilend, nog af te leggen heeft naar een ongewis ‘later, later…’

Maar ik moet mij vermannen. Samen met een aantal collega-kunstenaars, die elk ook met een patiëntje aan het schilderen zijn, ben ik gevraagd een doodziek kindje mentaal ‘n beetje te helen met kleur - al komen de vertwijfeling en de radeloosheid in golven op mij af. Moeilijk, moeilijk.

“Wat zullen wij maken, Anna? Een mooi huis? Een tuin met bloemen? De zon en de sterren?”

Zo begin ik haar aan te moedigen de contouren van een huis, dat ik heb ingetekend met houtskool, in te vullen met verf. En dan ineens lijkt zij te glimlachen. “Heidi,” zegt zij.

“Heidi? Wie is Heidi dan, schat?” “Mijn geitje. Die woont in een hok met een dak. En later word ik boerin.”

‘Later, later…’

Een droom van geluk, van blijheid, van zorgeloosheid.

En vooral de verwachting op een lang en gelukkig leven voor haar en haar moeder.

Anno 2022 weet ik dat haar droom helaas tevergeefs is geweest. De kinderkanker is haar fataal geworden en mijn hart huilt. Voor Anna is er geen ‘later, later’ meer gekomen.

Als ik die wrede foto’s zie van de bommenregen op het totaal verwoeste kinderziekenhuis in Marioepol moet ik weer aan Anna denken. Hoe een meedogenloze oorlog kinderen en hun moeders, ziek of gezond, dwingt te vluchten voor Het Kwaad.

Alle zuiverheid en vrolijkheid gedoofd, balancerend in het NU - met grote ogen vol angst en eenzaamheid voor het onbekende.

Zou het te ver gaan als ik durf te stellen dat, dankzij de saamhorigheid en het mededogen van onze medelanders, hier wèl de geruststellende zekerheid van geborgenheid, veiligheid en hoop wacht?

Dat er een toekomst is voor alle gevluchte kinderen en hun moeders uit de Oekraïne?

Dat de ontheemden bij ons het tegengif ontvangen voor de wanhoop met een gastvrij welkom?

Bij die gedachte als Paas-wens gaat mijn hart weer open. Als er geen ‘later, later…’ meer gloort, sterft alle hoop.