ACT!NOW nr. 3 december 2018 | Page 18

18

Van ‘Wie is het?’ naar

‘Wat kan ik voor je doen?’

ns onderwijs wordt zodanig ingericht

dat de leerlingen een ononderbroken

ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. (2) Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. (3) Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. (4) Ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling (Wet op het Primair Onderwijs, artikel 8).

Dit wetsartikel, in combinatie met het feit dat wij in Nederland leerplicht hebben, maakt duidelijk: thuiszitten is geen optie en ook niet nodig (zie artikel 8.4). Tja.

atuurlijk is de praktijk weerbarstiger

dan de ideale onderwijssituatie, die we

allemaal graag zouden creëren. Neem nou een hoogbegaafde leerling. Dat is al lastig, want ‘wie is dat?’. Het APA Handbook of Giftedness and Talent (Pfeiffer, 2018) wijt bijna 300 pagina’s aan het beschrijven van de verschillende theorieën van en visies op ‘Giftedness’. Er zijn vele definities, wat op hetzelfde neerkomt als ‘er is geen definitie van hoogbegaafdheid’. Als hoogbegaafdheid niet gedefinieerd is, kunnen we dan een leerling wel hoogbegaafd noemen?

Benoemen of niet, er zijn leerlingen die, als gevolg van hun hoge (intellectuele of andere) capaciteiten, niet de kans lijken te krijgen om zich, in de onderwijssituatie waarin ze zich

bevinden, optimaal te ontwikkelen.

aten we zo’n leerling eens onder de loep

nemen, een leerling die, om

ononderbroken haar ontwikkelingsproces te doorlopen, veel meer uitdaging nodig heeft dan dat wat haar huidige school haar kan bieden. We noemen haar Fatima.

ls we artikel 8.4 in beschouwing nemen,

weten we dat we Fatima, die blijkbaar

extra ondersteuning behoeft om tot die optimale ontwikkeling te komen, individueel mogen begeleiden, op een manier die is afgestemd op haar behoeften. Hoe gaan we dat doen?

Lezen we de literatuur er op na, dan lijken alle speciale aanpassingen, bedoeld voor hoogbegaafde leerlingen, van positieve invloed te zijn op hun functioneren (zie bijvoorbeeld het literatuuronderzoek van Hoogeveen, 2008).

Begin dit jaar volgde Hans Pollen de workshop van Lianne Hoogeveen op de researchED in Amsterdam. Hij vroeg haar om een bijdrage te leveren aan dit themakatern, wat resulteerde in onderstaand artikel. Startvraag was of HB-kinderen in regulier of in speciaal onderwijs het beste bediend zouden worden. Lianne draait het om: elk kind dient goed bediend te worden, waar het ook onderwijs krijgt...!

O

N

L

A