ACT!NOW 4 | Page 37

en competenties om daarmee om te kunnen gaan

voorkomen, alsmede een nieuw ontwikkelingstraject voor leerlingen te realiseren, uiteraard met ouders en relevante partijen in het veld. Onze waarnemingen van dit complexe veld hebben wij samengevat in bijgaand schema. We zoomen daarbij vooral in op de professionals, en benoemen de rol van ouders waar noodzakelijk. Alle in de figuur genoemde items behoeven toelichting:

1. Systeem- versus relatiegerichtheid. Dit slaat op een impliciete grondhouding van professionals. Is die gericht op impliciete of expliciete loyaliteit aan protocollen, organisatie belangen ed. dan spreken we over systeemgerichtheid. Bij Relatiegerichtheid staat de menselijke dialoog door de professional en de ouder (van het thuiszittend kind) centraal. De laatste voorkomt oppositionele verhoudingen, de eerste lokt ze uit. Wij kennen een casus waarbij in vier jaar tijd over de 100 professionals betrokken zijn, kort én ieder vanuit eigen professionaliteit en denkkader..! (Rector & Pollen, 2019).

2. Preventieve- versus curatieve interventies. Voorkomen is beter dan genezen, in Jip en Janneke taal…! Vroeg-signaleren van stagnaties in aandacht, betrokkenheid, concentratie, volhardendheid, plezier en vergelijkbare gedragingen van een leerling, geeft tijd en ruimte om te voorkomen dat het kind gaat afhaken; met veelal traumatische ervaringen die het daarbij oploopt. Het kost heel wat meer energie om een kind weer in een ontwikkelingsroute te krijgen dan het voorkomen van de uitval. Die extra energie voor teruggeleiding is de consequentie van verdeelde en van tegenstrijdige betrokkenheid van de vele partijen die zich met een casus (moeten) ‘bemoeien’.

3. Volwassenverstrikking versus kind ondersteuning. Zowel bij professionals als bij ouders zien we soms dat de strijdbijl om eigen gelijk te krijgen zwaarder in de actuele overwegingen meetelt, dan het belang van de ontwikkelingskansen van het kind. Macht geïnfecteerde belangen brengen volwassenen soms tot onbegrijpelijke voor het kind ondermijnende strijd. Een bemiddelende derde partij is dan nodig om de verstrikking te doen eindigen. In vrijblijvend kader kan dit soms goed lukken. Bij dwang (bijvoorbeeld bij ingrijpen van Raad van de Kinderbescherming) kan de volwassenenverstrikking een juridisch kader krijgen. Soms is het kind daar echt bij gebaat. Er zijn echter heel veel casussen op het internet zichtbaar, waarin de juridische maatregel in zich totaal zelf-systeemgerichte bevestigend organiseert: de onvermijdelijke ondertoezichtstelling (of vergelijkbaar) als gevolg tunnelvisie. En als verstrikkingen en miscommunicatie de casuïstiek kleurt, dan is het zaak om zo weinig mogelijk partijen te betrekken. Tegelijkertijd gaat het nooit goed komen wanneer ouders worden buitengesloten.

4. Nature- versus Nurture onderwijs en maatschappijbeeld (Van Gorp, zd.). Het gaat hierbij veelal om het gebruik van argumenten over het zijn en worden van een kind, die de

Complexe casuïstiek

37